Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJG)
Artikel 51 1 De artikelen 26a tot en met 26h en 27, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op persoonsgegevens in persoonsdossiers.
2 De artikelen 35a, 35b en 35d, van de Wet politiegegevens zijn van overeenkomstige toepassing persoonsgegevens in persoonsdossiers.
3 De Autoriteit persoonsgegevens is bevoegd:
a. de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker te waarschuwen dat met de voorgenomen verwerkingen waarschijnlijk een inbreuk wordt gemaakt op het bij of krachtens deze wet bepaalde;
b. een last onder bestuursdwang op te leggen ter handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde;
c. een bestuurlijke boete op te leggen indien de verwerkingsverantwoordelijke handelt in strijd met hetgeen is bepaald bij of krachtens:
– de artikelen 40, derde lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 7, 7a, 7b en 7d in dat lid, en 51, eerste lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 26c, 26f, 26g en 26h in dat lid, van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de vijfde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
– de artikelen 40, derde lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van artikel 7e in dat lid, 42b, 43, 46, en 48, van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
d. een advies te verstrekken aan de verwerkingsverantwoordelijke naar aanleiding van een voorafgaande raadpleging, bedoeld in artikel 26h, over een voorgenomen verwerking van persoonsgegevens in een persoonsdossier;
e. de verwerkingsverantwoordelijke te verplichten een inbreuk in verband met persoonsgegevens te melden aan de betrokkene.
4 Artikel 27, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5 De werking van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het derde lid, onder c, wordt opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt respectievelijk beroep is ingesteld, op het bezwaar respectievelijk het beroep is beslist.
6 De bevoegdheden, bedoeld in het derde lid, onderdelen d en e, gelden als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-05-2019 | wijziging | Stb 2019 141 (pdf) | 33844 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2019 | wijziging | Stb 2018 401 (pdf) | 34889 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-04-2004 | nieuwe-regeling | Stb 2002 552 (pdf) | 24797 | MvT (web) MvT (pdf) |