Wet inburgering 2021


Hoofdstuk 8

Overheidscertificering en keurmerk

Artikel 28

Certificering

1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor de afgifte van een certificaat aan een rechtspersoon of een natuurlijk persoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf werkzaamheden verricht gericht op het toeleiden van inburgeringsplichtigen naar het inburgeringsexamen of de zelfredzaamheidsroute.
2 Onze Minister of een door Onze Minister op grond van artikel 29 aangewezen instelling beslist op aanvraag over de afgifte van het certificaat en is bevoegd een afgegeven certificaat in te trekken.
3 Een certificaat wordt afgegeven voor een beperkte tijdsduur. Aan een certificaat kunnen voorschriften worden verbonden.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de aanvraag en de gegevens die daarbij van de aanvrager worden verlangd;
b. de gronden waarop en de gevallen waarin de afgifte van een certificaat kan worden geweigerd of een afgegeven certificaat kan worden verlengd of ingetrokken;
c. de vergoeding die verschuldigd is in verband met de afgifte van een certificaat en de betaling daarvan.

Artikel 29

Aanwijzen instelling

1 Onze Minister kan op aanvraag een instelling aanwijzen die de bevoegdheden, bedoeld in artikel 28, tweede lid, uitoefent.
2 Aan een aanwijzing krachtens het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.
3 De aangewezen instelling verstrekt op verzoek kosteloos aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de gronden waarop de in het eerste lid bedoelde aanwijzing kan worden gegeven, ingetrokken of gewijzigd;
b. het opstellen van een verslag van werkzaamheden voor Onze Minister;
c. het toezicht op de aangewezen instelling.

Artikel 30

Aanwijzing aan instelling

1 Onze Minister kan de krachtens artikel 29 aangewezen instelling aanwijzingen geven over de uitoefening van haar taken. Onze Minister treedt daarbij niet in individuele gevallen.
2 De krachtens artikel 29 aangewezen instelling is gehouden overeenkomstig de aanwijzing te handelen.

Artikel 31

Noodzakelijk voorzieningen treffen

1 Als de op grond van artikel 29 aangewezen instelling zijn taak naar het oordeel van Onze Minister ernstig verwaarloost, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.
2 De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat de krachtens artikel 29 aangewezen instelling in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog haar taak naar behoren uit te voeren.
3 Onze Minister stelt beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van de door hem getrokken voorzieningen.

Artikel 32

Keurmerk

1 Zolang op grond van artikel 29 geen regels zijn gesteld over de afgifte van een certificaat verleent Onze Minister, of een door Onze Minister aangewezen instelling, een keurmerk als bedoeld in artikel 2.78a van de Aanbestedingswet 2012 aan cursusinstellingen.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de aanwijzing van een instelling;
b. de verlening van een keurmerk aan cursusinstellingen;
c. de invulling van de eisen van het keurmerk, bedoeld in artikel 2.78a, eerste lid, onderdeel b, van de Aanbestedingswet 2012;
d. de vergoeding die is verschuldigd in verband met de afgifte en het beheer van het keurmerk, en het toezien of wordt voldaan aan de eisen van het keurmerk.