Wet inburgering 2021


Hoofdstuk 7

Handhaving

Artikel 22

Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

1 Het college legt een bestuurlijke boete op aan de inburgeringsplichtige als deze niet is verschenen binnen de in artikel 14, eerste lid, tweede zin, bedoelde termijn of als deze onvoldoende meewerkt aan de brede intake, waaronder het afleggen van de leerbaarheidstoets, bedoeld in artikel 14, derde lid, onderdeel a.
2 Het college stelt in de boetebeschikking een nieuwe termijn van ten hoogste twee maanden waarbinnen de inburgeringsplichtige na het bekendmaken van de boetebeschikking alsnog geacht wordt te verschijnen of medewerking te verlenen.
3 Het college legt een bestuurlijke boete op aan de inburgeringsplichtige als deze niet is verschenen of onvoldoende meewerkt binnen de op grond van het tweede lid vastgestelde termijn.

Artikel 23

Boete tijdens het inburgeringstraject

1 Het college legt een boete op aan de inburgeringsplichtige als die niet of onvoldoende meewerkt aan de geboden ondersteuning en begeleiding, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, of niet voldoet aan hetgeen op grond van de vastgestelde intensiteit van het participatieverklaringstraject en de module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel c, of de vastgestelde intensiteit van de leerroute, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van hem verwacht wordt.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de omstandigheden waaronder en de frequentie waarmee een boete als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd.

Artikel 24

Boete participatieverklaringstraject en module Arbeidsmarkt en Participatie

1 Onze Minister legt een bestuurlijke boete op aan de inburgeringsplichtige die het participatieverklaringstraject of de module Arbeidsmarkt en Participatie niet heeft afgerond binnen de in artikel 11, eerste lid, bedoelde termijn, of de op grond van artikel 12 verlengde termijn.
2 Onze Minister stelt in de boetebeschikking een nieuwe termijn van ten hoogste twee jaar waarbinnen de inburgeringsplichtige na het bekendmaken van de boetebeschikking alsnog het participatieverklaringstraject of de module Arbeidsmarkt en Participatie afrondt. Artikel 12, eerste lid, onderdeel a, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de nieuwe termijn. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de nieuwe termijn.
3 Onze Minister legt de inburgeringsplichtige die niet binnen de op grond van het tweede lid vastgestelde termijn, of de op grond van artikel 12 verlengde termijn, het participatieverklaringstraject of de module Arbeidsmarkt en Participatie heeft afgerond een bestuurlijke boete op. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
4 Zolang de inburgeringsplichtige na het verstrijken van de op grond van het derde lid gestelde termijn het participatieverklaringstraject of de module Arbeidsmarkt en Participatie niet afrondt, legt Onze Minister iedere twee jaar een bestuurlijke boete op.

Artikel 25

Boete leerroute

1 Onze Minister legt een bestuurlijke boete op aan de inburgeringsplichtige die de op grond van artikel 15 vastgestelde leerroute niet heeft behaald binnen de in artikel 11, eerste lid, bedoelde termijn, of de op grond van artikel 12 verlengde termijn.
2 Artikel 24, tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 In afwijking van het eerste lid, legt Onze Minister geen boete op als bij of krachtens artikel 18 van de Vreemdelingenwet 2000 de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt afgewezen of bij of krachtens artikel 19 van die wet de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt ingetrokken.

Artikel 26

Hoogte boete

1 De bestuurlijke boetes, bedoeld in de artikelen 22, 23, 24 en 25, zijn niet hoger dan:
a. € 250 voor de boetes, bedoeld in artikel 22;
b. € 340 voor de boete, bedoeld in artikel 24;
c. € 800 voor de boetes, bedoeld in artikel 23;
d. € 1 000 voor de boete, bedoeld in artikel 25.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boetes en de omstandigheden waaronder deze worden opgelegd. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 27

Geen boete als de bijstand is verlaagd

Het opleggen van een bestuurlijke boete blijft achterwege als voor dezelfde gedraging de bijstand is verlaagd op grond van artikel 18 of 18b van de Participatiewet.