Hoofdstuk 4
De inburgeringstermijn
Artikel 11Duur en aanvang van de termijn
1 De inburgeringsplichtige voldoet binnen drie jaar aan de inburgeringsplicht.2 De termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van het persoonlijk plan inburgering en participatie, bedoeld in artikel 15, derde lid.
3 Het moment van aanvang wijzigt niet, indien het persoonlijk plan inburgering en participatie:
a. al dan niet gedeeltelijk herroepen of vernietigd wordt, en er in de plaats daarvan een gewijzigd plan wordt vastgesteld; of
b. opnieuw wordt vastgesteld.
Artikel 12
Verlenging van de termijn
1 Onze Minister verlengt telkens de termijn, bedoeld in artikel 11, eerste lid, als de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat:a. het overschrijden van die termijn hem niet te verwijten valt; of
b. na aanzienlijke inspanningen van de inburgeringsplichtige, verlenging leidt tot het voldoen aan de inburgeringsplicht conform de op grond van artikel 15 vastgestelde leerroute.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de toepassing van het eerste lid; en
b. de verdere verlenging van de termijn.