Wet inburgering 2021


Hoofdstuk 4

De inburgeringstermijn

Artikel 11

Duur en aanvang van de termijn

1 De inburgeringsplichtige voldoet binnen drie jaar aan de inburgeringsplicht.
2 De termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van het persoonlijk plan inburgering en participatie, bedoeld in artikel 15, derde lid.
3 Het moment van aanvang wijzigt niet, indien het persoonlijk plan inburgering en participatie:
a. al dan niet gedeeltelijk herroepen of vernietigd wordt, en er in de plaats daarvan een gewijzigd plan wordt vastgesteld; of
b. opnieuw wordt vastgesteld.

Artikel 12

Verlenging van de termijn

1 Onze Minister verlengt telkens de termijn, bedoeld in artikel 11, eerste lid, als de inburgeringsplichtige aannemelijk maakt dat:
a. het overschrijden van die termijn hem niet te verwijten valt; of
b. na aanzienlijke inspanningen van de inburgeringsplichtige, verlenging leidt tot het voldoen aan de inburgeringsplicht conform de op grond van artikel 15 vastgestelde leerroute.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de toepassing van het eerste lid; en
b. de verdere verlenging van de termijn.