Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR)
Artikel 100 1 Gedeputeerde staten leggen uiterlijk binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 99, vierde lid, een regeling op overeenkomstig de aanwijzing, bedoeld in artikel 99, eerste lid, indien geen regeling aan hen is gezonden, of indien uit de ter kennisneming toegezonden regeling blijkt dat aan de aanwijzing onvoldoende gevolg is gegeven.
2 Een oplegging kan ook betreffen de oplegging van een wijziging of opheffing van een bestaande regeling, alsmede de oplegging van een toetreding tot of uittreding uit een bestaande regeling.
3 Alvorens een regeling op te leggen, horen gedeputeerde staten de besturen van de betrokken gemeenten over het ontwerp van de op te leggen regeling. Bij een oplegging als bedoeld in het tweede lid, horen gedeputeerde staten tevens het bestuur van het openbaar lichaam of het gemeenschappelijk orgaan dat bij de betreffende regeling is ingesteld.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-01-2006 | wijziging | Stb 2005 668 (pdf) | 27008 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-07-1994 | nieuw | Stb 1994 399 (pdf) | 23139 | MvT (pdf) |
01-07-1994 | vervallen | Stb 1994 399 (pdf) | 23139 | MvT (pdf) |
31-12-1990 | wijziging | Stb 1990 609 (pdf) | 21176 | MvT (pdf) |
01-01-1985 | nieuwe-regeling | Stb 1984 667 (pdf) | 16538 | MvT (pdf) |