Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGBMV)


§ 4

Slotbepalingen

Artikel 21 1 Met het toezicht op de naleving van artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen ambtenaren. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan ten behoeve van dit toezicht een onderzoek doen instellen door die ambtenaren. Voorzover het de openbare dienst betreft kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzoeken een onderzoek als bedoeld in de tweede volzin te doen instellen. Van een besluit als bedoeld in de eerste volzin wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2 Indien uit een onderzoek blijkt dat een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of in deze wet doet Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hiervan mededeling aan de natuurlijke persoon, rechtspersoon of het bevoegde gezag dat het onderscheid heeft gemaakt of maakt, en, indien het een onderscheid als bedoeld in artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 1b of artikel 1c van deze wet betreft, aan de betrokken ondernemingsraad of het daarmee vergelijkbare medezeggenschapsorgaan, alsmede aan de daarvoor in aanmerking komende organisaties van werkgevers, van werknemers, uit het beroepsleven of van overheidspersoneel.
De mededeling aan de betrokken ondernemingsraad of het daarmee vergelijkbare medezeggenschapsorgaan, alsmede aan de daarvoor in aanmerking komende organisaties van werkgevers, van werknemers, uit het beroepsleven of van overheidspersoneel bevat geen gegevens waaruit de identiteit van de in het onderzoek betrokken personen ten nadele van wie het onderscheid is of wordt gemaakt kan worden afgeleid.

Artikel 22 Vervallen

Artikel 23 De voordracht tot wijziging van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c, en de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 10 wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel 24 1 Deze wet kan worden aangehaald als: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
2 Deze wet treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.