Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ)


§ 3a

Wonen

Artikel 6a In deze paragraaf wordt onder woonruimte verstaan:
a. een tot bewoning bestemde gebouwde onroerende zaak die een zelfstandige woning vormt, of een tot zelfstandige of onzelfstandige bewoning bestemd gedeelte van een gebouwde onroerende zaak, met inbegrip van de daarbij behorende gemeenschappelijke ruimte;
b. een woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
c. een woonschip, zijnde een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;
d. een tot bewoning bestemd verblijf van een binnenschip.

Artikel 6b Onderscheid is verboden bij:
a. het aanbieden van woonruimte ter bewoning;
b. het sluiten, uitvoeren, wijzigen of beëindigen van een overeenkomst betreffende het huren, kopen of bewonen van woonruimte voor eigen gebruik, waarbij onder eigen gebruik mede wordt verstaan bewoning door een persoon tot wie de contractant, diens echtgenoot of geregistreerde partner in een familierechtelijke betrekking staat of met wie de contractant, diens echtgenoot of geregistreerde partner in gezinsverband leeft;
c. het bemiddelen bij een overeenkomst als bedoeld onder b;
d. het opmaken, uitvoeren of wijzigen van een reglement als bedoeld in artikel 111, onder d, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;
e. het inschrijven als woningzoekende.

Artikel 6c Artikel 2, eerste lid, is op deze paragraaf niet van toepassing, indien het een bouwkundige- of woontechnische aanpassing in of aan de woonruimte betreft.