Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (Wbbo)
Artikel 4 Het bepaalde bij en krachtens de afdelingen 1, 1A, 2 en 6 van hoofdstuk 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie is, met uitzondering van de artikelen 2, 3, 9, 11, 20, tweede lid, 21, 21b, 21c en 23a, van overeenkomstige toepassing op het College, met dien verstande dat:
a. het bestuur bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter, waarbij geldt dat twee leden, waaronder de voorzitter, leden met rechtspraak belast van het College als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a of b, zijn;
b. de voorzitter onderscheidenlijk het andere rechterlijk lid gedurende zijn benoemingsduur als voorzitter onderscheidenlijk ander rechterlijk lid, in plaats van zijn salaris overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de artikelen 1ab en 7 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen salaris behorende bij de vervulling van de functie van voorzitter onderscheidenlijk ander rechterlijk lid ontvangt;
c. de voorzitter onderscheidenlijk het andere rechterlijk lid na het verstrijken van een benoemingsduur van ten minste zes aaneengesloten jaren, met ingang van de datum waarop hij zijn werkzaamheden als zodanig beëindigt, gedurende drie jaren een toelage ontvangt op het salaris dat hij overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de artikelen 1ab en 7 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren geniet, waarvan het bedrag gelijk is aan het verschil tussen dat salaris en de bij algemene maatregel van bestuur voor de functie van voorzitter onderscheidenlijk ander rechterlijk lid vast te stellen salarishoogte;
d. bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over het salaris van de leden van het bestuur en de onkostenvergoeding van de voorzitter en het andere rechterlijk lid;
e. de griffie alle werkdagen gedurende ten minste zes uren per dag is geopend;
f. de voorzitter en het andere rechterlijk lid tevens staatsraad of staatsraad in buitengewone dienst kunnen zijn;
g. de voorzitter en het andere rechterlijk lid van het bestuur niet tevens lid kunnen zijn van het bestuur van een rechtbank, het bestuur van een gerechtshof of het bestuur van de Centrale Raad van Beroep, behoudens het geval van tijdelijke waarneming, en het niet-rechterlijk lid van het bestuur, naast het geval van tijdelijke waarneming, slechts in bijzondere gevallen tevens lid kan zijn van het bestuur van één rechtbank, het bestuur van één gerechtshof of het bestuur van de Centrale Raad van Beroep.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
wijziging | Stb 2011 255 (pdf) | 32021 | MvT (web) MvT (pdf) | |
Stb 2012 313 (pdf) | 32891 | MvT (web) MvT (pdf) | ||
01-01-2021 | wijziging | Stb 2020 388 (pdf) | 35375 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2013 | wijziging | Stb 2012 313 (pdf) | 32891 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-07-2011 | wijziging | Stb 2011 255 (pdf) | 32021 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2011 | wijziging | Stb 2010 857 (pdf) | 31822 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-09-2010 | wijziging | Stb 2010 175 (pdf) | 30585 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-07-2010 | wijziging | Stb 2009 8 (pdf) | 31227 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-07-2004 | wijziging | Stb 2004 215 (pdf) | 28958 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-2002 | wijziging | Stb 2001 582 (pdf) | 27181 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-01-1997 | wijziging | Stb 1996 590 (pdf) | 24220 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-06-1995 | wijziging | Stb 1995 116 (pdf) | 23764 | MvT (pdf) |