Wet bescherming bedrijfsgeheimen


Hoofdstuk 2

Onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen

Artikel 2 1 Het verkrijgen van een bedrijfsgeheim zonder de toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim is onrechtmatig wanneer het bedrijfsgeheim is verkregen door middel van:
a. onbevoegde toegang tot of het zich onbevoegd toe-eigenen of kopiƫren van documenten, voorwerpen, substanties, materialen of elektronische bestanden waarover de houder van het bedrijfsgeheim rechtmatig beschikt en die het bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan worden afgeleid;
b. andere gedragingen die, gezien de omstandigheden, worden beschouwd als strijdig met eerlijke handelspraktijken.
2 Het gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim is onrechtmatig wanneer het bedrijfsgeheim zonder de toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim wordt gebruikt of openbaar gemaakt door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die:
a. het bedrijfsgeheim op onrechtmatige wijze heeft verkregen;
b. inbreuk maakt op een geheimhoudingsovereenkomst of een andere verplichting tot het niet openbaar maken van het bedrijfsgeheim, of
c. inbreuk maakt op een contractuele of andere verplichting tot beperking van het gebruik van het bedrijfsgeheim.
3 Het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim is ook onrechtmatig wanneer een natuurlijke persoon of rechtspersoon op het moment van het verkrijgen, gebruiken, of openbaar maken, wist, of gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim direct of indirect werd verkregen van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte als bedoeld in het tweede lid.
4 Het produceren, aanbieden of in de handel brengen van inbreukmakende goederen, of de invoer, uitvoer of opslag van inbreukmakende goederen voor die doeleinden, wordt ook als een onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim beschouwd wanneer de natuurlijke persoon of rechtspersoon die dergelijke activiteiten uitvoert, wist of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim onrechtmatig werd gebruikt.

Artikel 3 1 Als het onrechtmatig verkrijgen van een bedrijfsgeheim wordt niet beschouwd het verkrijgen door middel van:
a. onafhankelijke ontdekking of onafhankelijk ontwerp;
b. observatie, onderzoek, demontage of testen van een product of voorwerp dat ter beschikking van het publiek is gesteld of dat op een rechtmatige manier in het bezit is van degene die de informatie verwerft en die niet gebonden is aan een rechtsgeldige verplichting het verkrijgen van het bedrijfsgeheim te beperken;
c. uitoefening van het recht van werknemers of vertegenwoordigers daarvan op informatie en raadpleging in overeenstemming met het recht van de Europese Unie of met bepalingen bij of krachtens de wet of met nationale praktijken, of
d. iedere andere praktijk die, gezien de omstandigheden, in overeenstemming is met eerlijke handelspraktijken.
2 Als het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt niet beschouwd het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken dat op grond van het recht van de Europese Unie of bepalingen bij of krachtens de wet vereist of toegestaan is.

Artikel 4 De rechter wijst een vordering of verzoek om toepassing van de maatregelen en procedures in het kader van deze wet af wanneer het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim plaatsvond in een van de volgende gevallen:
a. het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie als bedoeld in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van de eerbiediging van de vrijheid en het pluralisme van de media;
b. het onthullen van wangedrag, fouten of illegale activiteiten, op voorwaarde dat de inbreukmaker handelde met het oog op de bescherming van het algemeen belang, zoals onder andere bedoeld in artikel 1, onderdeel d, subonderdeel 2, van de Wet bescherming klokkenluiders;
c. het openbaar maken van het bedrijfsgeheim door werknemers aan hun vertegenwoordigers in het kader van de rechtmatige uitoefening van hun vertegenwoordigende functies overeenkomstig met het recht van de Europese Unie of met bepalingen bij of krachtens de wet, op voorwaarde dat deze openbaarmaking noodzakelijk was voor deze uitoefening;
d. met het oog op een rechtmatig belang dat wordt beschermd ingevolge het recht van de Europese Unie of bij of krachtens de wet.