Wegenverkeerswet 1994 (WVW)


Hoofdstuk IV

Kentekens en kentekenbewijzen

§ 6

Schorsing

Artikel 67 1 Indien met een voertuig geen gebruik van de weg wordt gemaakt, schorst de Dienst Wegverkeer op aanvraag van de eigenaar of houder van dat voertuig, tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief, de tenaamstelling in het kentekenregister.
2 De hoogte van het in het eerste lid bedoelde tarief kan voor verschillende groepen voertuigen dan wel eigenaren of houders van voertuigen verschillend worden vastgesteld. Voor aanvragen die worden ingediend binnen een jaar na de aanvraag van een schorsing welke ingevolge artikel 68, eerste lid, onderdelen a en d, is geëindigd, kan het tarief hoger worden vastgesteld dan het tarief voor laatstgenoemde aanvraag.
3 De aanvraag van een schorsing dient te geschieden overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
4 Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld omtrent het krachtens het derde lid bepaalde.
5 De Dienst Wegverkeer plaatst bij het verlenen van de schorsing overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels in het kentekenregister een aantekening waaruit blijkt dat schorsing is verleend.

Artikel 68 1 De schorsing eindigt:
a. door opheffing als bedoeld in artikel 69,
b. door verloop van een bij ministeriële regeling bepaalde termijn vanaf het tijdstip waarop de schorsing is verleend, welke termijn per bij ministeriële regeling aan te wijzen categorieën van voertuigen kan verschillen,
c. door het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister, of
d. zodra met het voertuig gebruik van de weg wordt gemaakt.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kan onder daarbij te stellen voorwaarden worden bepaald dat in bepaalde uitzonderingsgevallen tijdelijk kan worden afgeweken van het eerste lid, aanhef en onderdeel d.

Artikel 69 1 De schorsing wordt op aanvraag van de eigenaar of houder door de Dienst Wegverkeer opgeheven.
2 De aanvraag van opheffing van de schorsing dient te geschieden overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld omtrent het krachtens het tweede lid bepaalde.

Artikel 70 Vervallen