Titel II
De samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur
Hoofdstuk VI0aDe rekenkamer
§ 2De gemeenschappelijke rekenkamer
Artikel 51al In afwijking van artikel 51aa kan het algemeen bestuur met het algemeen bestuur of de algemene besturen van een of meer andere waterschappen met toepassing van de artikelen 50, en 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of met provinciale staten van één of meer provincies of de raad of raden van één of meer gemeenten, al dan niet met het algemeen bestuur of de algemene besturen van een of meer andere waterschappen tezamen, met toepassing van de artikelen 51 en 52, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, een gemeenschappelijke rekenkamer instellen. De artikelen 10, tweede en derde lid, 10a, 11, 15, 16, 17, 20, derde lid, 21, 22, 23, 30 en 54 van die wet zijn niet van toepassing.Artikel 51am 1 De artikelen 51ab tot en met 51af, 51ah, 51ai en 51aj, eerste, derde, en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke rekenkamer, met dien verstande dat in de artikelen 51ab tot en met 51ad, 51ai, tweede lid, en 51aj, eerste lid, voor «het algemeen bestuur» telkens wordt gelezen «de algemene besturen van de deelnemende waterschappen gezamenlijk» of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door provincies of gemeenten, «provinciale staten, de raden en de algemene besturen van de deelnemende provincies, gemeenten en waterschappen gezamenlijk».
2 Artikel 51ag is op de gemeenschappelijke rekenkamer van toepassing, met dien verstande dat voor «het algemeen bestuur» wordt gelezen «het algemeen bestuur van het waterschap die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer is ingesteld, is aangewezen» of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door provincies of gemeenten, «provinciale staten van de provincie, de raad van de gemeente of het algemeen bestuur van het waterschap die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke regeling is ingesteld zijn of is aangewezen».
Artikel 51an Indien het algemeen bestuur of de algemene besturen met provinciale staten van een of meer provincies of de raad of de raden van een of meer gemeenten een gemeenschappelijke rekenkamer instelt, is, onverminderd artikel 51am, eerste lid, juncto artikel 51af, een lid van de rekenkamer niet tevens:
a. lid van provinciale staten van een deelnemende provincie of de raad van een deelnemende gemeente;
b. ambtenaar, in dienst van een deelnemende provincie of gemeente of uit anderen hoofde aan het bestuur van een deelnemende provincie of gemeente ondergeschikt;
c. ambtenaar, in dienst van de Staat, tot wiens taak het behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie of gemeente; of
d. functionaris, krachtens de wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur of het bestuur van de gemeente van advies te dienen.
Artikel 51ao In de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer wordt ingesteld, worden ten minste regels gesteld over:
a. het op verzoek van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer in dienst nemen van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer;
b. de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten.