Waterschapswet (Wschw)


Titel II

De samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur

Hoofdstuk VI0a

De rekenkamer

§ 1

De rekenkamer van het waterschap

Artikel 51aa Het algemeen bestuur stelt een rekenkamer in.

Artikel 51ab Het algemeen bestuur stelt het aantal leden van de rekenkamer vast.

Artikel 51ac 1 Het algemeen bestuur benoemt de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar.
2 Indien de rekenkamer uit twee of meer leden bestaat, benoemt het algemeen bestuur uit de leden de voorzitter.
3 Het algemeen bestuur kan plaatsvervangende leden benoemen. Indien de rekenkamer uit één lid bestaat, benoemt het algemeen bestuur in ieder geval een plaatsvervangend lid. Paragraaf 1 van hoofdstuk VIOA is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
4 Het algemeen bestuur kan een lid herbenoemen.
5 Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, pleegt het algemeen bestuur overleg met de rekenkamer.
6 Een lid van de rekenkamer wordt door het algemeen bestuur ontslagen:
a. op eigen verzoek;
b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;
c. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
d. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld; of
e. indien hij naar het oordeel van het algemeen bestuur ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.
7 Een lid van de rekenkamer kan door het algemeen bestuur worden ontslagen:
a. indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen; of
b. indien hij handelt in strijd met artikel 51ah.

Artikel 51ad 1 Het algemeen bestuur stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:
a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
c. hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.
2 Het algemeen bestuur kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 51ac, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.
3 Het algemeen bestuur beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan het algemeen bestuur de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

Artikel 51ae Artikel 32 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

Artikel 51af 1 Een lid van de rekenkamer is niet tevens:
a. minister;
b. staatssecretaris;
c. lid van de Raad van State;
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
e. Nationale ombudsman;
f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
g. commissaris van de Koning van de provincie waarin het waterschap waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;
h. gedeputeerde van de provincie waarin het waterschap waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;
i. secretaris van de provincie waarin het waterschap waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;
j. griffier van de provincie waarin het waterschap waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;
k. lid van het algemeen bestuur van het betrokken waterschap;
l. voorzitter van het betrokken waterschap;
m. lid van het dagelijks bestuur van het betrokken waterschap;
n. ombudsman of lid van een ombudscommissie als bedoeld in artikel 51i;
o. ambtenaar in dienst van het betrokken waterschap of uit anderen hoofde daaraan ondergeschikt;
p. ambtenaar, in dienst van de Staat of de provincie, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op het betrokken waterschap; of
q. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het waterschapsbestuur van advies dient.
2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

Artikel 51ag 1 Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van het algemeen bestuur, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
«Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!»
(«Dat verklaar en beloof ik!»)
2 Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:
«Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan «e rekkenkeamer beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.
Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.
Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan «e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan «e rekkenkeamer yn alle oprjochtens ferfolje sil.
Sa wier helpe my God Almachtich!»
(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).

Artikel 51ah Artikel 33, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.

Artikel 51ai 1 De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar werkzaamheden vast en, indien zij uit twee of meer personen bestaat, tevens voor haar vergaderingen.
2 De rekenkamer zendt het reglement ter kennisneming aan het algemeen bestuur en maakt het bekend op de in artikel 73, tweede lid, bedoelde wijze.

Artikel 51aj 1 Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.
2 Op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer besluit het dagelijks bestuur tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.
3 De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van het waterschap met uitzondering van ambtenaren die uitsluitend werkzaam zijn voor het algemeen bestuur.
4 De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.

Artikel 51ak De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van het algemeen bestuur vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.