Titel II
De samenstelling en inrichting van het waterschapsbestuur
Hoofdstuk IVHet algemeen bestuur
§ 4Bijzondere bepalingen in verband met de instelling van een waterschap
Artikel 26 1 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt aan de instelling van een nieuw waterschap gelijkgesteld de overgang van een aanmerkelijk gedeelte van het gebied van een waterschap naar dat van een ander waterschap.2 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt aan de opheffing van een waterschap gelijkgesteld de overgang van een aanmerkelijk gedeelte van het gebied van dat waterschap naar een ander waterschap.
Artikel 27 Vervallen
Artikel 28 1 Bij het besluit tot instelling van een waterschap wordt het waterschap aangewezen dat met de voorbereiding van die instelling belast is.
2 De in artikel E 13, eerste en derde lid, van de Kieswet bedoelde bevoegdheid, onderscheidenlijk de in de artikelen V 4, eerste lid, en V 4a, eerste lid, van de Kieswet en artikel 19, eerste lid, bedoelde bevoegdheden berusten bij het dagelijks bestuur, onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het ingevolge het eerste lid aangewezen waterschap.
3 Voorzover ingevolge enig wettelijk voorschrift medewerking moet worden verleend door het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur of door de voorzitter van het waterschap, geschiedt dit door het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur of door de voorzitter van het ingevolge het eerste lid aangewezen waterschap.
Artikel 29 1 Bij een besluit tot instelling van een waterschap als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt bepaald dat een algemeen bestuur wordt aangesteld voor het in te stellen waterschap. Op de samenstelling van dit algemeen bestuur zijn de artikelen 12, 13 en 14 van toepassing, met dien verstande dat in de artikelen 13, eerste lid, en 14, eerste lid, voor «bij reglement» wordt gelezen: bij het besluit tot instelling van het waterschap.
2 De verdeling van het aantal zetels van het algemeen bestuur, bedoeld in het eerste lid, bestemd voor vertegenwoordigers van de categorie van belanghebbenden, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, vindt plaats naar rato van het aantal kiesgerechtigde ingezetenen bij de laatstgehouden verkiezingen in elk op te heffen waterschap. De zetels worden toegewezen op grond van de uitslag van deze verkiezingen. De artikelen P 2 tot en met P 19a van de Kieswet zijn hierop van toepassing.
3 Het in het eerste lid bedoelde algemeen bestuur treedt af bij het eindigen van de zittingsperiode, bedoeld in artikel C 4 van de Kieswet dan wel bij het opheffen van het desbetreffende waterschap, indien dit eerder plaatsvindt.
4 De commissaris van de Koning benoemt uiterlijk één maand voor de beoogde datum van instelling van het waterschap een waarnemend voorzitter. Deze voorzitter treedt af op het tijdstip dat een voorzitter wordt benoemd bij koninklijk besluit, bedoeld in artikel 46, eerste lid.
Artikel 30 Vervallen