Vreemdelingenwet 2000 (VW)


Hoofdstuk 8

Algemene en strafbepalingen

Paragraaf 1

Biometrie

Artikel 106a 1 Voor zover op grond van de Europese verordeningen die betrekking hebben op biometrische gegevens geen gezichtsopname of vingerafdrukken kunnen worden afgenomen en verwerkt, kunnen van een vreemdeling een gezichtsopname en tien vingerafdrukken worden afgenomen en verwerkt voor het vaststellen van de identiteit met het oog op de uitvoering van deze wet. De gezichtsopname en vingerafdrukken worden vergeleken met de gezichtsopnames en vingerafdrukken in de vreemdelingenadministratie.
2 Voor het verifiëren van de authenticiteit van het document, bedoeld in artikel 9, of de verificatie van de identiteit van een vreemdeling kunnen voor zover dit niet mogelijk is op grond van de Europese verordeningen die betrekking hebben op biometrische gegevens, met het oog op de uitvoering van deze wet vingerafdrukken worden afgenomen. Van deze vingerafdrukken worden één of twee en indien dit geen resultaat oplevert meer vingerafdrukken gebruikt voor vergelijking met de vingerafdrukken op het document of in de vreemdelingenadministratie.
3 Tot het afnemen en verwerken van een gezichtsopname en vingerafdrukken ten behoeve van de in het eerste en tweede lid genoemde doelen, zijn uitsluitend bevoegd Onze Minister, de ambtenaren belast met de grensbewaking, de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen en Onze Minister van Buitenlandse Zaken voor zover het gaat om het vaststellen of het verifiëren van de identiteit.
4 Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. gemeenschapsonderdanen, en
b. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel aangewezen categorie.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de wijze van het afnemen en verwerken van de gezichtsopnames en de vingerafdrukken, bedoeld in het eerste en tweede lid, en
b. de maatregelen die kunnen worden getroffen in het geval geen vingerafdrukken van de vreemdeling kunnen worden verkregen.