Hoofdstuk 6
Vertrek, uitzetting en overdracht, inreisverbod en ongewenstverklaring
Afdeling 2Uitzetting en overdracht
Artikel 63 1 De vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft en die niet binnen de bij deze wet gestelde termijn Nederland uit eigen beweging heeft verlaten, kan worden uitgezet.2 Onze Minister is bevoegd tot uitzetting.
3 Indien de werking van de beschikking waarbij de aanvraag is afgewezen of de verblijfsvergunning is ingetrokken is opgeschort, kan van de vreemdeling medewerking worden gevorderd aan de voorbereiding van de uitzetting.
Artikel 63a De vreemdeling tegen wie een overdrachtsbesluit is uitgevaardigd en die Nederland niet binnen de in artikel 62c bedoelde termijn uit eigen beweging heeft verlaten, kan door Onze Minister worden overgedragen aan een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening.
Artikel 64 Uitzetting blijft achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
Artikel 65 1 De vreemdeling:
a. die Nederland is binnengekomen aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig in gebruik bij een vervoersonderneming en die Nederland onmiddellijk dient te verlaten, of
b. die met het oog op zijn uitzetting is aangehouden binnen zes maanden nadat hij is binnengekomen aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig in gebruik bij een vervoersonderneming, kan worden uitgezet door plaatsing aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig in gebruik bij dezelfde vervoersonderneming.
2 De vervoersonderneming vervoert op aanwijzing van een ambtenaar belast met de grensbewaking de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, om niet terug naar een plaats buiten Nederland en vindt daartoe zo nodig een ander middel voor de terugbrenging. Is zulks niet binnen redelijke tijd mogelijk, of, in het geval bedoeld in het eerste lid, onder b, niet binnen redelijke tijd na de aanhouding mogelijk, dan kunnen de kosten van uitzetting uit Nederland op die vervoersonderneming worden verhaald.
3 Gezagvoerders van vaartuigen en luchtvaartuigen verlenen aan de uitzetting van de vreemdeling alle medewerking die de ambtenaar belast met de grensbewaking redelijkerwijs kan vorderen.
4 Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf geniet tot een later tijdstip dan dat van vertrek van het vaartuig of luchtvaartuig aan boord waarvan hij is binnengekomen.
Artikel 66 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de toepassing van de afdelingen 1 en 2 van dit hoofdstuk. Daarbij wordt in ieder geval voorzien in de mogelijkheid van verhaal van de kosten van uitzetting op de referent of de gewezen referent van de vreemdeling, op de vreemdeling zelf en, indien hij minderjarig is, op degenen die het wettelijk gezag over hem uitoefenen of uitoefenden.
2 Het terzake van uitzetting verschuldigde bedrag kan worden ingevorderd bij dwangbevel.