Vreemdelingenwet 2000 (VW)


Hoofdstuk 3

Verblijf

Afdeling 4

De verblijfsvergunning asiel

Paragraaf 5

De inwilliging van de aanvraag

Artikel 44 1 Verlening van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, die rechtmatig verblijf inhoudt, heeft van rechtswege tot gevolg de beƫindiging van de verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt. De verstrekkingen worden beƫindigd op de wijze voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of in het andere wettelijk voorschrift en binnen de daartoe gestelde termijn.
2 Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder a, wordt ingewilligd, wordt deze verblijfsvergunning verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
3 De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onder e, wordt verleend met ingang van de datum waarop de verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 is ingetrokken.
4 De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 wordt verleend met ingang van de datum waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet.
5 Indien de vreemdeling de aanvraag tot verlenging van de verblijfsvergunning bedoeld in artikel 28, dan wel de gegevens waaruit blijkt dat aan de voorwaarden wordt voldaan niet tijdig heeft ingediend en hem dit niet is toe te rekenen, kan de verblijfsvergunning worden verlengd met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning waarvoor verlenging is gevraagd afloopt. De voorgaande volzin is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 33.