Vreemdelingenwet 2000 (VW)


Hoofdstuk 1a

Nationale visa

Afdeling 1

Algemeen

Paragraaf 4

Leges; voorschriften, beperkingen en verplichtingen

Artikel 2l 1 Voor het behandelen, daaronder begrepen de toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, van een aanvraag tot verlening of wijziging van een machtiging tot voorlopig verblijf dan wel terugkeervisum, is de vreemdeling Onze Minister een bij ministeriƫle regeling vast te stellen vergoeding verschuldigd.
2 Het eerste lid is niet van toepassing indien op grond van de Rijkswet op de consulaire tarieven reeds een vergoeding is verschuldigd.

Artikel 2m 1 De machtiging tot voorlopig verblijf wordt verleend onder beperkingen, verband houdend met het doel waarvoor het verblijf wordt toegestaan. Aan de machtiging kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften kunnen in ieder geval strekken tot het stellen van zekerheid.
2 Onze Minister kan het terugkeervisum met het oog op de bescherming van de belangen waarop het bepaalde bij of krachtens deze wet betrekking heeft onder beperkingen verlenen en daaraan voorschriften verbinden.
3 Onze Minister kan alsnog voorschriften aan een reeds verleende machtiging tot voorlopig verblijf of reeds verleend terugkeervisum verbinden, voorschriften die daaraan zijn verbonden wijzigen, alsnog beperkingen daaraan verbinden, beperkingen wijzigen, de geldigheidsduur inkorten dan wel de machtiging tot voorlopig verblijf of het terugkeervisum intrekken:
a. op aanvraag;
b. indien uit naderhand gebleken feiten en omstandigheden komt vast te staan dat verlening ervan onjuist was;
c. indien feiten en omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat deze zich verzetten tegen de handhaving of ongewijzigde handhaving van het verleende; of
d. indien de vreemdeling de op hem rustende verplichtingen krachtens deze wet niet naleeft.
4 Indien de vreemdeling nog geen toegang heeft verkregen kan Onze Minister de machtiging tot voorlopig verblijf annuleren op de gronden, vermeld in het derde lid.