Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG)


Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Definities

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bijzondere categorieën van persoonsgegevens: de categorieën van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de verordening
Onze Minister: Onze Minister voor Rechtsbescherming;
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard: persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen als bedoeld in artikel 10 van de verordening, alsmede persoonsgegevens betreffende een door de rechter opgelegd verbod naar aanleiding van onrechtmatig of hinderlijk gedrag;
verordening: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119).

Artikel 2

Materiële reikwijdte

1 Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede op de verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.
2 In afwijking van het eerste lid, is deze wet niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor zover daarop de Wet basisregistratie personen, de Kieswet of de Wet raadgevend referendum van toepassing is.
3 Behoudens het bepaalde in artikel 3, is deze wet niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de verordening.

Artikel 2a

Inachtneming behoeften kleine, middelgrote en micro-ondernemingen

De Autoriteit persoonsgegevens neemt bij de toepassing van de verordening de specifieke behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen als bedoeld in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003 L124) in aanmerking.

Artikel 3

Schakelbepaling verwerkingen buiten werkingssfeer verordening

1 Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens:
a. in het kader van activiteiten die buiten de werkingssfeer van het Unierecht vallen;
b. door de krijgsmacht bij de uitvoering van activiteiten die binnen de werkingssfeer van titel V, hoofdstuk 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallen.
2 De verordening is van overeenkomstige toepassing op de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid.
3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op:
a. de verwerking van persoonsgegevens door de krijgsmacht, voor zover Onze Minister van Defensie daartoe beslist met het oog op de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter uitvoering van de in artikel 97 van de Grondwet omschreven taken;
b. de verwerking van persoonsgegevens voor zover daarop de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 van toepassing is.
4 Van een besluit als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, wordt zo spoedig mogelijk mededeling gedaan aan de Autoriteit persoonsgegevens.

Artikel 4

Territoriale reikwijdte

1 Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van activiteiten van een vestiging van een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker in Nederland.
2 Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op verwerking van persoonsgegevens van betrokkenen die zich in Nederland bevinden door een niet in de Europese Unie gevestigde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker, wanneer de verwerking verband houdt met:
a. het aanbieden van goederen of diensten aan deze betrokkenen in Nederland, ongeacht of een betaling door de betrokkenen is vereist; of
b. het monitoren van hun gedrag, voor zover dit gedrag in Nederland plaatsvindt.

Artikel 5

Toestemming van wettelijk vertegenwoordiger

1 Indien artikel 8 van de verordening niet van toepassing is, is in de plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist indien de betrokkene de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt.
2 Indien de betrokkene onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene een bewind of mentorschap is ingesteld, is, voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd is, in de plaats van de toestemming van de betrokkene die van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist.
3 Toestemming kan door de wettelijk vertegenwoordiger van de betrokkene te allen tijde worden ingetrokken.
4 De rechten van de betrokkene, bedoeld in hoofdstuk III van de verordening, worden ten aanzien van betrokkenen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt, ten aanzien van onder curatele gestelden en ten aanzien van betrokkenen ten behoeve van wie een bewind of mentorschap is ingesteld, uitgeoefend door hun wettelijk vertegenwoordigers, voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd is.
5 Dit artikel is niet van toepassing op hulp- en adviesdiensten die rechtstreeks en kosteloos aan een minderjarige of een onder curatele gestelde worden aangeboden.