Artikel 9 1 Uitlevering van de opgeëiste persoon wordt niet toegestaan voor een feit terzake waarvan:
a. ten tijde van de beslissing op het verzoek tot uitlevering een strafvervolging in Nederland tegen hem gaande is;
b. hij in Nederland is vervolgd maar hernieuwde vervolging is uitgesloten op grond van artikel 255, eerste of tweede lid, of artikel 255a, eerste of tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering onderscheidenlijk artikel 282, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering BES;
c. hij bij gewijsde van de Nederlandse rechter is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging, dan wel te zijnen aanzien een overeenkomstige onherroepelijke beslissing door een andere rechter is genomen;
d. hij bij rechterlijk gewijsde is veroordeeld, in gevallen waarin:
1. de opgelegde straf of maatregel reeds is ondergaan, of
2. die straf of maatregel niet voor onmiddellijke tenuitvoerlegging of verdere tenuitvoerlegging vatbaar is, of
3. de veroordeling een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel inhoudt, dan wel
4. het gewijsde afkomstig is van de Nederlandse rechter en niet bij verdrag voor zodanig geval de bevoegdheid tot uitlevering is voorbehouden;
e. naar Nederlands recht wegens verjaring geen vervolging, of, zo de uitlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, geen bestraffing meer kan plaatshebben.
2 Het bepaalde in het vorige lid, aanhef en onder a, lijdt uitzondering in gevallen waarin Onze Minister bij zijn beslissing tot inwilliging van het verzoek tot uitlevering tevens opdracht geeft de vervolging te staken.
3 Het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b, lijdt uitzondering in gevallen waarin de vervolging in Nederland is gestaakt, hetzij omdat de Nederlandse strafwet op grond van de artikelen 2 tot en met 8d van het Wetboek van Strafrecht dan wel de strafwet van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op grond van de artikelen 2 tot en met 8 van het Wetboek van Strafrecht BES niet van toepassing bleek te zijn, hetzij omdat aan berechting in het buitenland de voorkeur werd gegeven.
4 Het eerste lid, aanhef en onder e, lijdt uitzondering voorzover krachtens het toepasselijke verdrag uitlevering niet kan worden geweigerd uitsluitend op grond van het feit dat het recht tot strafvervolging of het recht tot tenuitvoerlegging van die straf of maatregel naar het recht van de aangezochte staat is verjaard.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-07-2014 | wijziging | Stb 2013 484 (pdf) | 33572 | MvT (web) MvT (pdf) |
10-10-2010 | wijziging | Stb 2010 350 (pdf) | 31959 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-02-2008 | wijziging | Stb 2006 330 (pdf) | 29849 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-10-2000 | wijziging | Stb 2000 205 (pdf) | 26697 | MvT (web) MvT (pdf) |
16-12-1981 | wijziging | Stb 1981 683 (pdf) | 15965 | MvT (pdf) |
03-04-1967 | nieuwe-regeling | Stb 1967 139 (pdf) | 8054 | MvT (pdf) |