Uitleveringswet (UW)


Artikel 48 1 Vreemdelingen die, ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek of de tenuitvoerlegging van een strafvonnis, door de autoriteiten van een vreemde staat ter beschikking van de autoriteiten van een andere staat worden gesteld, kunnen met toestemming van Onze Minister over Nederlands grondgebied worden vervoerd.
2 Toestemming voor vervoer over land wordt niet gegeven dan krachtens een verdrag.
3 De toestemming van Onze Minister is niet vereist voor vervoer door de lucht waarbij geen landing op Nederlands gebied wordt gemaakt.
4 In geval van een niet voorziene landing op Nederlands gebied kan de vreemdeling, op verzoek van de hem begeleidende buitenlandse ambtenaren, voorlopig worden aangehouden krachtens een bevel van een ter plaatse bevoegde officier of hulpofficier van justitie. De artikelen 14 en 16a, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
5 Het vervoer van de voorlopig aangehouden vreemdeling kan worden voortgezet, zodra Onze Minister daartoe alsnog toestemming verleent. Is de toestemming na afloop van de termijn van inverzekeringstelling nog niet verleend, of binnen die termijn geweigerd, dan wordt de vreemdeling terstond in vrijheid gesteld, behoudens de mogelijkheid van verdere vrijheidsbeneming uit anderen hoofde.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
10-10-2010 wijziging Stb 2010 350 (pdf) 31959 MvT (web) MvT (pdf)
03-04-1967 nieuwe-regeling Stb 1967 139 (pdf) 8054 MvT (pdf)