Uitleveringswet (UW)


Artikel 44 1 Na de dag waarop hij de in artikel 41 bedoelde verklaring heeft afgelegd, kan de voortvluchtige nog slechts gedurende ten hoogste twintig dagen in bewaring of in verzekering gesteld blijven.
2 Het vorige lid blijft buiten toepassing, indien de officier van justitie heeft beslist dat aan de verklaring geen gevolg zal worden gegeven en het verzoek tot uitlevering, met de daarbij behorende stukken, overeenkomstig artikel 23, eerste lid, aan de rechtbank is overgelegd.
3 De in het eerste lid van dit artikel gestelde termijn kan, op vordering van de officier van justitie, door de rechtbank worden verlengd. Artikel 38, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 Verlenging kan alleen geschieden wanneer de uitlevering door bijzondere omstandigheden niet binnen de termijn van twintig dagen heeft kunnen plaats hebben.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-09-1992 wijziging Stb 1992 358 (pdf) 22484 MvT (pdf)
03-04-1967 nieuwe-regeling Stb 1967 139 (pdf) 8054 MvT (pdf)