Uitleveringswet (UW)


Artikel 35 1 Indien twee of meer staten de uitlevering van dezelfde persoon hebben gevraagd, houdt Onze Minister bij de beslissing op hun verzoeken - voor zover deze ontvankelijk en voor inwilliging vatbaar zijn - rekening met het belang van een goede rechtsbedeling en voorts in het bijzonder met:
a. de meerdere of mindere ernst van de verschillende feiten waarvoor de uitlevering is gevraagd;
b. de plaats of plaatsen waar de feiten zijn begaan;
c. de tijdstippen waarop de verzoeken tot uitlevering zijn gedaan;
d. de nationaliteit van de opgeëiste persoon;
e. de mogelijkheid dat de opgeëiste persoon, nadat hij naar het grondgebied van een van de verzoekende staten is verwijderd, vervolgens door de autoriteiten van die staat ter beschikking wordt gesteld van de autoriteiten van een andere verzoekende staat.
2 Indien een uitvaardigende justitiële autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie een Europees aanhoudingsbevel als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Overleveringswet heeft uitgevaardigd voor dezelfde feiten als die welke aan het uitleveringsverzoek ten grondslag liggen en de rechtbank Amsterdam de overlevering heeft toegestaan, weigert Onze Minister de uitlevering teneinde voorrang te geven aan de overlevering.
3 In alle overige gevallen waarin een uitvaardigende justitiële autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie een Europees aanhoudingsbevel als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Overleveringswet heeft uitgevaardigd en een andere staat de uitlevering heeft gevraagd is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-04-2021 wijziging Stb 2021 125 (pdf) 35535 MvT (web) MvT (pdf)
01-04-2010 wijziging Stb 2009 525 (pdf) 31391 MvT (web) MvT (pdf)
12-05-2004 wijziging Stb 2004 195 (pdf) 29042 MvT (web) MvT (pdf)
03-04-1967 nieuwe-regeling Stb 1967 139 (pdf) 8054 MvT (pdf)