Rijksoctrooiwet 1995 (ROW 1995)


Hoofdstuk 4

Rechtsgevolgen van het octrooi

§ 1

Rechten van de octrooihouder

Artikel 53 Een octrooi verleent de houder ervan het recht te verhinderen dat een derde zonder zijn toestemming:
a. een product dat onderwerp van het octrooi is, vervaardigt, aanbiedt, in het verkeer brengt of gebruikt, dan wel met dat doel invoert of in voorraad heeft;
b. een werkwijze die onderwerp van het octrooi is, toepast of, indien de derde weet of behoort te weten dat toepassing van de werkwijze zonder toestemming van de octrooihouder verboden is, voor toepassing in Nederland, Curaçao of Sint Maarten aanbiedt;
c. een product dat rechtstreeks is verkregen volgens de werkwijze die onderwerp van het octrooi is, aanbiedt, in het verkeer brengt of gebruikt, dan wel met dat doel invoert of in voorraad heeft.

Artikel 54 1 Een octrooi verleent de houder ervan het recht te verhinderen dat een derde zonder zijn toestemming, in Nederland, Curaçao of Sint Maarten, aan een ander dan degene die gerechtigd is de geoctrooieerde uitvinding te gebruiken, middelen die een wezenlijk bestanddeel van die uitvinding betreffen, voor de toepassing van die uitvinding op dat grondgebied, aanbiedt of levert, indien de derde weet of behoort te weten dat deze middelen geschikt en bestemd zijn voor toepassing van die uitvinding.
2 Het eerste lid geldt niet indien de middelen algemeen in de handel verkrijgbare producten zijn, tenzij de derde degene aan wie hij levert, aanzet tot het verrichten van een krachtens artikel 53 verboden handeling.
3 Degene die de in artikel 54c, onderdelen a tot en met e, bedoelde handelingen verricht, wordt niet geacht in de zin van het eerste lid gerechtigd te zijn de uitvinding te gebruiken.

Artikel 54a 1 Ten aanzien van een octrooi voor biologisch materiaal dat door de uitvinding bepaalde eigenschappen heeft verkregen, strekt het recht, bedoeld in de artikelen 53 en 54, eerste lid, zich uit tot ieder biologisch materiaal dat hieruit door middel van propagatie of vermeerdering in dezelfde of in gedifferentieerde vorm wordt gewonnen en dat diezelfde eigenschappen heeft.
2 Ten aanzien van een octrooi voor een werkwijze voor de voortbrenging van biologisch materiaal dat door de uitvinding bepaalde eigenschappen heeft gekregen, strekt het recht, bedoeld in de artikelen 53 en 54, eerste lid, zich uit tot het biologisch materiaal dat rechtstreeks door deze werkwijze wordt gewonnen en tot ieder ander biologisch materiaal dat door middel van propagatie of vermeerdering in dezelfde of in gedifferentieerde vorm uit het rechtstreeks gewonnen biologisch materiaal wordt gewonnen en dat diezelfde eigenschappen heeft.
3 Ten aanzien van een octrooi voor een product dat uit genetische informatie bestaat of dat zulke informatie bevat, strekt het recht, bedoeld in de artikelen 53 en 54, eerste lid, zich uit tot ieder materiaal waarin dit product wordt verwerkt en waarin de genetische informatie wordt opgenomen en haar functie uitoefent, onverminderd artikel 3, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 54b De omvang van de door het octrooi verleende bescherming wordt bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies.

Artikel 54c De uit een octrooi voortvloeiende rechten zijn niet van toepassing op:
a. handelingen die in de particuliere sfeer voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;
b. handelingen voor experimentele doeleinden die het onderwerp van de geoctrooieerde uitvinding betreffen;
c. het gebruik van biologisch materiaal voor het kweken, of ontdekken en ontwikkelen van andere plantenrassen;
d. de handelingen die zijn toegestaan op grond van artikel 13, zesde lid, van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 2001, L 311) of artikel 10, zesde lid, van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG 2001, L 311), met betrekking tot een octrooi voor het product in de zin van een van deze richtlijnen;
e. de bereiding van geneesmiddelen voor direct gebruik voor individuele gevallen op medisch voorschrift in apotheken, of handelingen betreffende de aldus bereide geneesmiddelen;
f. het gebruik van de geoctrooieerde uitvinding aan boord van schepen van landen die partij zijn bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom of lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in het schip zelf, in de machines, het scheepswant, de tuigage en andere toebehoren, indien die schepen zich tijdelijk of bij toeval begeven in de wateren van Nederland, Curaçao of Sint Maarten, mits de uitvinding uitsluitend voor het schip gebruikt wordt;
g. het gebruik van de geoctrooieerde uitvinding in de constructie of werking van luchtvaartuigen of landvoertuigen of andere middelen van vervoer van landen die partij zijn bij de Internationale Unie tot bescherming van de industriële eigendom of lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten, of van toebehoren van deze luchtvaartuigen of landvoertuigen, indien deze zich tijdelijk of bij toeval begeven op het grondgebied van Nederland, Curaçao of Sint Maarten;
h. de handelingen, bedoeld in artikel 27 van het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109), indien deze handelingen betrekking hebben op een luchtvaartuig van een land dat partij is bij dat verdrag, niet zijnde Nederland, Curaçao of Sint Maarten;
i. het gebruik door een landbouwer van de producten van zijn oogst voor de propagatie of vermeerdering door hemzelf op zijn eigen bedrijf, indien het plantaardig propagatiemateriaal door de octrooihouder of met zijn toestemming voor gebruik in de landbouw aan de landbouwer is verkocht of anderszins verhandeld. De reikwijdte en de voorwaarden voor dit gebruik zijn bepaald in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG 1994, L 227);
j. het gebruik voor agrarische doeleinden, door een landbouwer, van vee dat onder octrooibescherming valt, indien het fokvee of ander dierlijk propagatiemateriaal door de octrooihouder of met zijn toestemming aan de landbouwer is verkocht of anderszins verhandeld. Dit gebruik omvat het beschikbaar stellen van het dier of ander dierlijk propagatiemateriaal voor zijn eigen gebruik in de landbouw, maar niet de verkoop in het kader van of met het oog op de commerciële fokkerij;
k. de handelingen en het gebruik van verkregen informatie, die zijn toegestaan op grond van de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (PbEU 2009, L 111), met name de bepalingen inzake decompilatie en interoperabiliteit, en
l. biologisch materiaal dat wordt gewonnen door propagatie of door vermeerdering van biologisch materiaal dat door de octrooihouder of met diens toestemming in Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in een lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer is gebracht, indien de propagatie of de vermeerdering noodzakelijkerwijs voortvloeit uit het gebruik waarvoor het biologisch materiaal in het verkeer is gebracht, mits het afgeleide materiaal vervolgens niet voor andere propagaties of vermeerderingen wordt gebruikt.

Artikel 54d Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het bepaalde in artikel 54c, onderdeel j.

Artikel 54e De aan een octrooi verbonden rechten strekken zich niet uit tot handelingen, die een door dat octrooi beschermd product betreffen, nadat het product door de octrooihouder of met zijn toestemming in Nederland, Curaçao of Sint Maarten, in een lidstaat van de Europese Unie, of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, in het verkeer is gebracht, tenzij de octrooihouder zich op legitieme gronden tegen verdere verkoop van het product kan verzetten.