Penitentiaire maatregel (PM)


Hoofdstuk 4a

Commissie van toezicht en beklagcommissie voor het vervoer

Artikel 20a 1 De leden van de commissie van toezicht voor het vervoer, genoemd in artikel 18e, eerste lid, van de wet, worden benoemd voor een periode van vijf jaren. Zij kunnen tweemaal voor herbenoeming in aanmerking komen.
2 De artikelen 11, derde lid, 12, 14, 16, 18, 19 en 20 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor benoeming als lid eveneens niet in aanmerking komen ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, niet zijnde ambtenaren bij het openbaar ministerie.

Artikel 20b 1 De leden van de commissie van toezicht voor het vervoer hebben te allen tijde toegang tot de plaatsen waar en de vervoersmiddelen waarmee handelingen betreffende het vervoer worden uitgeoefend.
2 De leden van de commissie van toezicht ontvangen van Onze Minister en de directeur van de inrichting alle door hen gewenste inlichtingen ten aanzien van het vervoer van gedetineerden en kunnen alle op het vervoer betreffende stukken inzien. Zij zijn tot geheimhouding verplicht, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht of uit de tenuitvoerlegging van hun taak de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
3 Onze Minister en de directeur van de inrichting brengen alle voor de uitoefening van de taak van de commissie van toezicht belangrijke feiten en omstandigheden ter kennis van de commissie van toezicht.