Overleveringswet (OLW)


Artikel 51 1 Vreemdelingen die, ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek of de tenuitvoerlegging van een strafvonnis, door de uitvoerende justitiƫle autoriteit van een lidstaat feitelijk worden overgeleverd aan de uitvaardigende justitiƫle autoriteit van een andere lidstaat of door een derde staat aan een andere lidstaat worden uitgeleverd, kunnen met toestemming van de officier van justitie over Nederlands grondgebied worden vervoerd.
2 Toestemming voor vervoer over land wordt gegeven door de officier van justitie mits de volgende gegevens zijn ontvangen:
a. de identiteit en de nationaliteit van de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is afgegeven of ten aanzien van wie een uitleveringsverzoek is gedaan;
b. het bestaan van een Europees aanhoudingsbevel of van een uitleveringsverzoek aan een derde staat;
c. de aard en wettelijke kwalificatie van het strafbare feit;
d. een beschrijving van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan, met inbegrip van tijd en plaats.
3 De in het tweede lid bedoelde toestemming wordt niet gegeven in gevallen, waarin de door te voeren persoon staat gesignaleerd ter fine van overlevering aan een andere lidstaat dan die van bestemming, aan het Internationaal Strafhof of aan een ander internationaal tribunaal of ter fine van uitlevering aan een derde staat.
4 De doorvoer van Nederlanders kan slechts worden toegestaan voor zover hun overlevering krachtens deze wet mogelijk is en onder dezelfde waarborgen.
5 De toestemming van de officier van justitie is niet vereist voor vervoer door de lucht waarbij geen landing op Nederlands gebied wordt gemaakt.
6 In geval van een niet voorziene landing op Nederlands grondgebied kan de vreemdeling, op verzoek van de hem begeleidende buitenlandse ambtenaren, voorlopig worden aangehouden krachtens een bevel van de officier of hulpofficier van justitie. Artikel 17 is van overeenkomstige toepassing.
7 Het vervoer van de voorlopig aangehouden vreemdeling kan worden voortgezet, zodra de officier van justitie de in het tweede lid bedoelde informatie heeft ontvangen en daartoe toestemming verleent. Is de toestemming na afloop van de termijn van inverzekeringstelling nog niet verleend of binnen die termijn geweigerd, dan wordt de vreemdeling terstond in vrijheid gesteld, behoudens de mogelijkheid van verdere vrijheidsbeneming uit anderen hoofde.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
12-05-2004 nieuwe-regeling Stb 2004 195 (pdf) 29042 MvT (web) MvT (pdf)