Artikel 40 1 Uiterlijk tien dagen nadat een verklaring overeenkomstig artikel 39 is afgelegd, beslist de rechtbank of de opgeëiste persoon ter beschikking zal worden gesteld van de uitvaardigende justitiële autoriteit van wie de signalering als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, of het Europees aanhoudingsbevel is uitgegaan.
2 Het eerste lid blijft buiten toepassing:
a. indien voor het feit of de feiten, in verband waarmede de signalering is gedaan of het Europees aanhoudingsbevel is afgegeven, ingevolge een der artikelen 6a, eerste lid, en 9 tot en met 11 geen overlevering wordt toegestaan;
b. indien blijkt dat tegen de opgeëiste persoon in Nederland een strafrechtelijke vervolging gaande is of dat tegen hem door een Nederlandse rechter een nog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar strafvonnis is gewezen.
3 In de beslissing, bedoeld in het eerste lid, worden het feit of de feiten waarvoor de opgeëiste persoon ter beschikking wordt gesteld, de bedingen waaronder de overlevering wordt toegestaan, bedoeld in artikel 14, en, in voorkomend geval, de garantie tot teruglevering, bedoeld in artikel 6, eerste lid, vermeld.
4 Van elke beslissing, genomen krachtens het eerste lid van dit artikel, geeft de officier van justitie onverwijld kennis aan de opgeëiste persoon en de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-04-2021 | wijziging | Stb 2021 125 (pdf) | 35535 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-02-2006 | wijziging | Stb 2006 24 (pdf) | 30171 | MvT (web) MvT (pdf) |
12-05-2004 | nieuwe-regeling | Stb 2004 195 (pdf) | 29042 | MvT (web) MvT (pdf) |