Overleveringswet (OLW)


Artikel 36 1 De beslissing omtrent de tijd en de plaats van de feitelijke overlevering kan worden aangehouden, indien en zolang tegen de opgeëiste persoon een strafrechtelijke vervolging in Nederland gaande is, of een door een Nederlandse rechter tegen hem gewezen strafvonnis nog geheel of ten dele voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
2 In gevallen als voorzien in het eerste lid kan Onze Minister, na advies van het openbaar ministerie, bepalen dat en onder welke voorwaarden de opgeëiste persoon ten behoeve van diens berechting of de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf reeds aanstonds voorlopig ter beschikking van de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden gesteld.
3 Tot de door Onze Minister te stellen voorwaarden behoort in geval van:
a. een lopende strafvervolging als bedoeld in het eerste lid in elk geval dat het recht op aanwezigheid van de opgeëiste persoon bij de voortzetting van de strafvervolging in Nederland zal worden gerespecteerd en dat hij de hem in Nederland opgelegde straf in Nederland zal ondergaan.
b. een door een Nederlandse rechter tegen de opgeëiste persoon gewezen strafvonnis als bedoeld in het eerste lid in elk geval de garantie dat de opgeëiste persoon na de berechting terugkomt naar Nederland voor de tenuitvoerlegging van het resterende deel van de hem in Nederland opgelegde straf.
4 In geval van toepassing van het tweede lid bericht de officier van justitie dat de opgeëiste persoon voorlopig ter beschikking zal worden gesteld van de uitvaardigende justitiële autoriteit, met wie hij ook de daaraan verbonden voorwaarden schriftelijk overeenkomt.
5 Ondergaat de opgeëiste persoon, te wiens aanzien het vierde lid wordt toegepast, een vrijheidsstraf, dan komt de tijd gedurende welke hij in het buitenland ter beschikking van de uitvaardigende justitiële autoriteit is, in mindering op zijn straftijd.
6 Is de opgeëiste persoon, te wiens aanzien het derde lid is toegepast, op het moment dat hij naar Nederland wordt teruggebracht met het oog op zijn aanwezigheid bij de behandeling van zijn strafzaak, in de uitvaardigende lidstaat veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dan kan hij gedurende zijn verblijf hier te lande op bevel van de officier van justitie in verzekering worden gesteld. De artikelen 61 en 64, eerste lid, zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
7 De inverzekeringstelling kan worden opgeheven zodra de officier van justitie bericht ontvangt dat de gronden voor de detentie in het buitenland niet langer bestaan.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-04-2021 wijziging Stb 2021 125 (pdf) 35535 MvT (web) MvT (pdf)
12-05-2004 nieuwe-regeling Stb 2004 195 (pdf) 29042 MvT (web) MvT (pdf)