Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW)
Titel 9
Overgangsbepalingen in verband met Boek 8
Artikel 251 De overeenkomsten van vervoer en die tot het doen vervoeren van goederen, alsmede andere overeenkomsten tot het ter beschikking stellen van een schip worden beheerst door het vroegere recht, indien zij zijn gesloten vóór het tijdstip van het in werking treden van Boek 8. Hetzelfde geldt voor de wettelijke rechten en bevoegdheden die een derde aan een vervoerdocument kan ontlenen en de wettelijke verplichtingen die met betrekking daartoe op hem rusten, indien dat document vóór dat tijdstip is uitgegeven.Artikel 251a De overeenkomsten van vervoer van goederen uitsluitend over spoorwegen worden beheerst door het vroegere recht, indien zij zijn gesloten vóór het tijdstip van het in werking treden van de wet tot vaststelling en invoering van titel 8.18 (overeenkomst van goederenvervoer over spoorwegen) van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 252 1 De bepalingen van Boek 8 omtrent de rangorde waarin vorderingen uit de opbrengst van een goed moeten worden voldaan, gelden mede met betrekking tot vorderingen die bestaan op het tijdstip waarop dat Boek in werking treedt.
2 Het vroegere recht is echter van toepassing op de rangorde bij de verdeling van een goed dat op het tijdstip van in werking treden van Boek 8 reeds ten behoeve van het verhaal is verkocht, en op de verdeling van hetgeen op een vordering op dat tijdstip reeds is geïnd.
3 Het vroegere recht is eveneens van toepassing op de rang van vorderingen op een in staat van faillissement verklaarde schuldenaar, indien Boek 8 in werking treedt nadat de rechter-commissaris overeenkomstig artikel 108 der Faillissementswet de dag heeft bepaald waarop die vorderingen uiterlijk ter verificatie moeten zijn ingediend.
4 Het in werking treden van Boek 8 heeft voor de dan bestaande vorderingen geen gevolg ten aanzien van de werking van een surséance van betaling, die voordien aan de schuldenaar voorlopig is verleend.
Artikel 253 1 Op voortbewegingswerktuigen en andere machinerieën die tot aan het tijdstip van het in werking treden van Boek 8 nog geen bestanddeel van een schip waren en aan een ander dan de eigenaar van het schip toebehoorden, wordt artikel 1 lid 3 van Boek 8 niet van toepassing.
2 Zaken die tot aan het in werking treden van Boek 8 als scheepstoebehoren met hypotheek waren bezwaard, blijven nadien daarmede belast, indien zij geen scheepstoebehoren in de zin van artikel 1 lid 4 van Boek 8 worden, zolang zij voldoen aan de omschrijving van het tevoren geldende artikel 309 derde lid van het Wetboek van Koophandel.
3 Zaken die tot aan het tijdstip van het in werking treden van Boek 8 scheepstoebehoren waren en als zodanig waren begrepen in een beslag of executie, blijven, ook nadat zij zelfstandig zijn geworden, daaronder begrepen en gelden, zolang beslag en executie duren, tot aan de levering aan de koper als scheepstoebehoren.
4 Het bepaalde in artikel 1 lid 5 van Boek 8 wordt drie maanden na het in werking treden van Boek 8 van toepassing op bedingen die voordien reeds tussen partijen bestonden, alsook ten aanzien van zaken die door het in werking treden van Boek 8 scheepstoebehoren worden.
Artikel 254 1 Voor de levering van een in het register teboekstaand binnenschip of een beperkt recht daarop kan in de plaats van een notariële akte een onderhandse akte worden gebezigd, indien die akte is opgesteld en mede-ondertekend door een door Onze Minister van Justitie aangewezen persoon als bedoeld in lid 3 en deze persoon dit in het slot der akte heeft verklaard of dit in een door hem ondertekende verklaring aan de voet van de akte heeft bevestigd.
2 Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op akten bedoeld in artikel 800 van Boek 8.
3 Personen die voor 1 april 1991 door de arrondissementsrechtbank beëdigd zijn als makelaar in binnenschepen, worden op hun daartoe binnen een jaar na inwerkingtreding van deze wet gedaan verzoek aangewezen.
Artikel 255 Artikel 160 lid 1 van Boek 8 wordt drie maanden na het tijdstip van het in werking treden van dat Boek van toepassing op een, op dat tijdstip bestaande, rederij als omschreven in het tevoren geldende artikel 323 van het Wetboek van Koophandel.
Artikel 256 De aanvaring welke heeft plaats gehad vóór het in werking treden van Boek 8 wordt beheerst door het vroegere recht. Hetzelfde geldt voor schade die door een schip is veroorzaakt, indien het ongeval vóór het in werking treden van Boek 8 heeft plaatsgevonden.
Artikel 256a De wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet bestrijding maritieme ongevallen in verband met de schrapping van de beperking van aansprakelijkheid voor vorderingen inzake wrakopruiming is slechts van toepassing ten aanzien van aansprakelijkheid voortvloeiende uit een maritiem ongeval dat zich na de inwerkingtreding van die wet heeft voorgedaan.
Artikel 257 Op een hulpverlening die vóór het in werking treden van Boek 8 is aangevangen, is het vroegere recht van toepassing.
Artikel 258 1 De verjaring en het verval van een rechtsvordering waarvan de termijn werd bepaald door het Wetboek van Koophandel, de Wet Overeenkomst Wegvervoer of de Wet Overeenkomst Binnenlands Openbaar personenvervoer, blijft door het vroegere recht beheerst, indien de termijn vóór het in werking treden van Boek 8 is aangevangen.
2 De artikelen 201 en 791 van Boek 8, zoals deze artikelen zijn gewijzigd bij de Aanpassingswet Boek 8, worden, indien de daar genoemde termijnen vóór 1 januari 1992 zijn aangevangen, met ingang van 1 april 1992 van toepassing op de termijnen van verjaring van de eigendom van in de openbare registers teboekstaande zee- en binnenschepen, alsmede op die van verjaring der in die artikelen genoemde beperkte rechten daarop. Deze termijnen worden geacht niet vóór 1 april 1992 te zijn voltooid.
3 De verkrijging van een teboekstaand luchtvaartuig door verjaring, waarvan de termijn werd bepaald door de Wet teboekgestelde Luchtvaartuigen, blijft door die wet beheerst, indien de termijn vóór het in werking treden van titel 15 van Boek 8 is aangevangen.