Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW)


Artikel 91 1 Voor de levering van een registergoed kan in plaats van een notariƫle akte een onderhandse akte worden gebezigd, indien die akte is opgesteld en mede-ondertekend door een persoon, bedoeld in lid 4, en deze persoon dit in het slot der akte heeft verklaard of dit in een door hem ondertekende verklaring aan de voet van de akte heeft bevestigd.
2 Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de akten, bedoeld in de artikelen 195 lid 1 van Boek 3, 31 lid 1 en 93 lid 2 van Boek 5, 250 en 252 lid 2 van Boek 6 en 800 van Boek 8.
3 Een persoon als bedoeld in lid 4 kan de bevoegdheden uitoefenen en de verplichtingen vervullen die bij de titels 1 en 12 van Boek 7 aan de notaris zijn toegekend of opgedragen.
4 Als een persoon, bedoeld in de leden 1 en 3, geldt degene op wie artikel II van de Wet van 28 juni 1956, Stb. 376, tot aan het in werking treden van de wet van toepassing was.
5 Onze Minister van Justitie kan uit hoofde van het belang van het rechtsverkeer de bevoegdheid van zulk een persoon schorsen en intrekken; schorsing en intrekking worden in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt.
6 De voorwaarden en beperkingen, krachtens artikel II tweede lid van de Wet van 28 juni 1956, Stb. 376, destijds bij de ministeriƫle aanwijzing van een persoon gesteld, blijven van kracht.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-09-2003 wijziging Stb 2003 238 (pdf) 23095
01-01-1992 wijziging Stb 1991 601 (pdf)
01-04-1991 nieuw Stb 1991 197 (pdf) 18998 MvT (pdf)