Kieswet (KW)


Afdeling II

De verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van provinciale staten, van de algemene besturen, van de gemeenteraden en van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn

Hoofdstuk J

De stemming

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel J 1 1 De stemming vindt plaats op de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling. Indien toepassing is gegeven aan artikel F 1, derde lid, kan bij het koninklijk besluit, bedoeld in dat artikel, de dag van de stemming worden vastgesteld op een dag na de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling, met dien verstande dat de dag van de stemming met niet meer dagen wordt verplaatst dan het aantal dagen waarmee de dag van kandidaatstelling is vervroegd.
2 De stemming vangt aan om zeven uur dertig en duurt tot eenentwintig uur.
3 Burgemeester en wethouders kunnen voor stembureaus waar dat wenselijk is met het oog op de plaats waar de bureaus zitting houden bepalen dat de stemming bij deze stembureaus aanvangt op een eerder of een later tijdstip dan zeven uur dertig en eindigt op een eerder tijdstip dan eenentwintig uur. De burgemeester doet van deze tijdstippen ten minste veertien dagen voor de stemming mededeling in het gemeenteblad.
4 De stemopneming van de stembureaus, bedoeld in het derde lid, vindt plaats om eenentwintig uur op een door burgemeester en wethouders vast te stellen en bekend te maken plaats. De plaats van stemopneming wordt bekendgemaakt in de mededeling, bedoeld in het derde lid. Indien de stemopneming plaatsvindt op een andere locatie dan waar het stembureau laatstelijk zitting houdt, vermeldt het stembureau in zijn proces-verbaal het aantal bedoeld in artikel J 25, negende lid, alsook de aantallen bedoeld in de artikelen K 11, tweede lid, en L 17, derde lid, in samenhang met artikel J 25, negende lid.
5 Een stembureau als bedoeld in het derde lid is, met uitzondering van een stembureau als bedoeld in artikel J 4a, op de dag van de stemming ten minste acht uur aaneengesloten geopend.

Artikel J 2 De stemming geschiedt in elke kieskring over de kandidaten wier namen voorkomen op de voor die kieskring geldig verklaarde kandidatenlijsten.

Artikel J 3 Vervallen

Artikel J 4 1 Burgemeester en wethouders wijzen voor elk stembureau een geschikt stemlokaal aan. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hieromtrent nadere regels worden gesteld. De burgemeester doet van de adressen van de stemlokalen mededeling aan de kiezer op bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen wijze.
2 Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat alle in de gemeente aangewezen stemlokalen zodanig zijn gelegen en zo zijn ingericht en uitgerust dat kiezers met lichamelijke beperkingen zoveel mogelijk hun stem zelfstandig kunnen uitbrengen.
3 Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het tweede lid informeren zij de gemeenteraad over de reden hiervoor.
4 Op verzoek van burgemeester en wethouders stellen de besturen van bijzondere scholen de daarvoor in aanmerking komende lokalen en het zich daarin bevindende materiaal voor de inrichting en het gebruik als stemlokaal beschikbaar, desgewenst tegen vergoeding van de daaruit voortvloeiende onkosten.
5 De burgemeester draagt zorg voor de inrichting van het stemlokaal en wijst zo nodig personen aan die het stembureau ten dienste worden gesteld.

Artikel J 4a 1 Burgemeester en wethouders kunnen in hun gemeente mobiele stembureaus aanwijzen. De burgemeester doet van een dergelijke aanwijzing ten minste veertien dagen voor de stemming mededeling in het gemeenteblad.
2 Burgemeester en wethouders stellen de zittingstijden vast en onderscheiden plaatsen waar de mobiele stembureaus gedurende de dag der stemming worden gestationeerd. De tijdstippen en plaatsen worden bekendgemaakt in de mededeling, bedoeld in het eerste lid.
3 Alvorens een stembureau als bedoeld in het eerste lid naar een andere standplaats vertrekt, wordt de sleuf van de stembus door de voorzitter van het stembureau in tegenwoordigheid van de aanwezige personen afgesloten en verzegeld. De voorzitter bewaart de sleutel waarmee de stembus is afgesloten, tijdens het verplaatsen naar de volgende standplaats. De voorzitter opent na de aankomst van het mobiele stembureau op de nieuwe standplaats de stembus in tegenwoordigheid van de aanwezige personen.
4 Artikel J 1, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel J 5 1 Behoudens de gevallen, genoemd in de hoofdstukken K, L en M neemt de kiezer deel aan de stemming in een stemlokaal van zijn keuze dat ligt in de gemeente waar hij op de dag van de kandidaatstelling als kiezer is geregistreerd en dat ligt in het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden.
2 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat kiezers kunnen stemmen in één of meer stemlokalen die liggen in de gemeente maar buiten het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden.

Artikel J 6 De gemeenteraad kan bepalen dat tegelijk met de stemming in het stemlokaal een andere, door de gemeenteraad uitgeschreven, stemming plaatsvindt.

Artikel J 6a De stemmingen voor de verkiezing van de leden van provinciale staten en de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vinden in dezelfde stemlokalen plaats.

Artikel J 6b Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met het oog op de combinatie van stemmingen als bedoeld in de artikelen J 6 en J 6a.