Kieswet (KW)


Afdeling II

De verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van provinciale staten, van de algemene besturen, van de gemeenteraden en van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn

Hoofdstuk B

Het kiesrecht

Artikel B 1 1 De leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, met uitzondering van degenen die op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
2 Deze uitzondering geldt niet voor:
a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;
b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel B 2 De leden van provinciale staten worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de provincie, mits zij Nederlander zijn en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

Artikel B 2a 1 De leden van het algemeen bestuur worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van het waterschap en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
2 Artikel B 3, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en derde lid, is van toepassing.

Artikel B 3 1 De leden van de gemeenteraden worden gekozen door degenen die op de dag van de kandidaatstelling ingezetenen zijn van de gemeente en op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
2 Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen om kiesgerechtigd te zijn op de dag van de kandidaatstelling tevens te voldoen aan de vereisten dat:
a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, c, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en
b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag van de kandidaatstelling gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES.
3 Niet kiesgerechtigd zijn zij die geen Nederlander zijn en, als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel B 4 1 Onder ingezetenen van Nederland, van de provincie, van het waterschap en van de gemeente verstaat deze wet hen die onderscheidenlijk in Nederland, in de provincie, in het waterschap en in de gemeente werkelijke woonplaats hebben.
2 Zij die als ingezetene met een adres in een gemeente zijn ingeschreven in de basisregistratie personen, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in die gemeente.
3 Zij die als ingezetene met een adres zijn ingeschreven in de basisregistratie personen, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in het waterschap waaronder dat adres valt.

Artikel B 5 1 Van het kiesrecht zijn uitgesloten zij die bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht zijn ontzet. De uitsluiting wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de kandidaatstelling.
2 Onze Minister van Justitie en Veiligheid draagt zorg, dat van elke onherroepelijke rechterlijke uitspraak als bedoeld in het eerste lid zo spoedig mogelijk mededeling wordt gedaan. Indien de betrokkene als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen wordt mededeling gedaan aan de burgemeester van de gemeente waar betrokkene volgens de basisregistratie zijn adres heeft. In andere gevallen wordt mededeling gedaan aan de burgemeester van de gemeente ’s-Gravenhage. In de mededeling worden naam, voorletters of voornamen, adres en geboortedatum van de betrokkene alsmede de duur van de uitsluiting vermeld.
3 De burgemeester respectievelijk de burgemeester van 's-Gravenhage stelt de persoon na ontvangst van de mededeling in kennis van zijn uitsluiting en de duur daarvan.

Artikel B 6 1 Kiesgerechtigde personen aan wie op de dag van de stemming rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, oefenen hun kiesrecht uit door bij volmacht te stemmen.
2 Deze beperking geldt niet:
a. voor hen die op de dag van de stemming een zodanige feitelijke bewegingsvrijheid genieten dat zij in persoon aan de stemming kunnen deelnemen;
b. voor hen die op grond van het regime van de inrichting waarin zij verblijven aanspraak hebben op periodiek verlof.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende het stemmen bij volmacht door de in het eerste lid bedoelde personen.