Kaderwet Zelfstandige bestuursorganen (Kzbo)


Hoofdstuk 5

Overige bepalingen

Artikel 39 1 Onze Minister zendt elke vijf jaar een verslag aan beide kamers der Staten-Generaal ten behoeve van de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van een zelfstandig bestuursorgaan.
2 Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de inrichting van het verslag, bedoeld in het eerste lid.
3 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt elke vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 40 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdt een openbaar register bij waarin van alle zelfstandige bestuursorganen in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:
a. de naam of andere aanduiding;
b. het adres;
c. de rechtsvorm van de rechtspersoon waarvan het zelfstandig bestuursorgaan deel uitmaakt;
d. de taken en bevoegdheden, onder verwijzing naar de betreffende wettelijke voorschriften;
e. de bepalingen en een korte inhoud daarvan van de voor het desbetreffende zelfstandig bestuursorgaan geldende wettelijke voorschriften waarmee wordt afgeweken van deze wet.

Artikel 41 1 Een zelfstandig bestuursorgaan draagt op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van zijn gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.
2 Onze Minister kan bepalen dat het eerste lid niet van toepassing is op een zelfstandig bestuursorgaan.