Kaderwet Zelfstandige bestuursorganen (Kzbo)


Hoofdstuk 3

Informatievoorziening, sturing en toezicht

Artikel 17 1 Indien een zelfstandig bestuursorgaan bevoegd is tot het vaststellen van tarieven, behoeft de hoogte van de door het zelfstandig bestuursorgaan vastgestelde tarieven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
2 De goedkeuring is niet vereist indien het zelfstandig bestuursorgaan is gebonden aan een maximumbedrag voor het tarief.

Artikel 18 1 Een zelfstandig bestuursorgaan stelt jaarlijks voor 15 maart een jaarverslag op. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg.
2 Het zelfstandig bestuursorgaan zendt het jaarverslag voor 15 maart aan Onze Minister en voor de derde woensdag in mei aan beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 19 1 Een zelfstandig bestuursorgaan ziet met betrekking tot de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden toe op:
a. een tijdige voorbereiding en uitvoering;
b. de kwaliteit van de daarbij gebruikte procedures;
c. de zorgvuldige behandeling van personen en instellingen die met hem in aanraking komen;
d. de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten die worden ontvangen.
2 Een zelfstandig bestuursorgaan treft voorzieningen, waardoor personen en instellingen, die met hem in aanraking komen, in de gelegenheid zijn voorstellen tot verbeteringen van werkwijzen en procedures te doen.
3 In het jaarverslag, bedoeld in artikel 18, doet een zelfstandig bestuursorgaan verslag van hetgeen tot uitvoering van het eerste en het tweede lid is verricht.

Artikel 20 1 Een zelfstandig bestuursorgaan verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
2 Een zelfstandig bestuursorgaan geeft bij het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde inlichtingen waar nodig aan welke gegevens een vertrouwelijk karakter dragen. Dit vertrouwelijke karakter kan voortvloeien uit de aard van de gegevens, dan wel uit het feit dat natuurlijke of rechtspersonen deze aan het zelfstandig bestuursorgaan hebben verstrekt onder het beding dat zij als vertrouwelijk zullen gelden.

Artikel 21 Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de taakuitoefening door een zelfstandig bestuursorgaan.

Artikel 21a 1 Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan, op verzoek van een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de staat en in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat, bepalen dat het zelfstandig bestuursorgaan gebruik maakt van een voorziening die in stand wordt gehouden door een ander bestuursorgaan van de centrale overheid en die wordt ingezet ten behoeve van de uitvoering van de taak van een of meer bestuursorganen van de centrale overheid. Onder voorziening wordt verstaan een samenhangende verzameling van processen op het terrein van bedrijfsvoering; deze processen, waaronder automatisering en bestuurlijke informatievoorziening, huisvesting en personeelsbeheer, bepalen niet inhoudelijk de uitkomsten van het primaire proces van de gebruikende organisatie.
2 Indien een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de staat taken strikt regelgebonden uitvoert in een groot aantal individuele gevallen kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat, zonder een daartoe strekkend verzoek van het zelfstandig bestuursorgaan bepalen dat het gebruik maakt van een voorziening als bedoeld in het eerste lid.
3 Een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt slechts genomen als daarmee naar het oordeel van de bij het besluit betrokken ministers de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering van de taak van het zelfstandig bestuursorgaan worden bevorderd.
4 Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat, kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop het zelfstandig bestuursorgaan van de voorziening gebruik maakt.
5 Dit artikel is niet van toepassing op een zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in artikel 38.

Artikel 21b 1 Een zelfstandig bestuursorgaan dat op grond van artikel 21a gebruik maakt van een voorziening draagt bij in de kosten in verband met de instandhouding van de voorziening.
2 De bijdrage komt ten laste van de rechtspersoon waartoe het zelfstandig bestuursorgaan behoort. De bijdrage komt ten goede aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort dat de voorziening in stand houdt.
3 Bij algemene maatregel van bestuur wordt de grondslag van de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bepaald.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de vaststelling en de betaling van de bijdrage. Daarbij kan worden bepaald dat het in rekening te brengen bedrag op nul wordt vastgesteld, voor zover een voorziening is getroffen in de rijksbegroting die in de plaats treedt van de bijdrage van het zelfstandig bestuursorgaan.

Artikel 22 1 Onze Minister kan een besluit van een zelfstandig bestuursorgaan vernietigen.
2 Van het vernietigingsbesluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 23 1 Indien naar het oordeel van Onze Minister een zelfstandig bestuursorgaan zijn taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.
2 De voorzieningen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, niet eerder getroffen dan nadat het zelfstandig bestuursorgaan in de gelegenheid is gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog zijn taak naar behoren uit te voeren.
3 Onze Minister stelt beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in kennis van door hem getroffen voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.