Invorderingswet 1990 (IW)


Hoofdstuk II

Invordering in eerste aanleg

Artikel 8 1 De ontvanger maakt de belastingaanslag bekend door verzending of uitreiking van het door de inspecteur voor de belastingschuldige opgemaakte aanslagbiljet.
2 In afwijking van het eerste lid kan de ontvanger een belastingaanslag ten name van een belastingschuldige die is opgehouden te bestaan of waarvan vermoed wordt dat deze is opgehouden te bestaan bekendmaken door verzending of uitreiking van het aanslagbiljet aan het parket van een ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarin de laatst bekende vestigingsplaats van de belastingschuldige is gelegen of aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank Den Haag.
3 Indien de belastingaanslag op de wijze, bedoeld in het tweede lid, is bekendgemaakt worden zo spoedig mogelijk de volgende gegevens ter publicatie aan de Staatscourant verzonden of uitgereikt:
a. de naam van de belastingschuldige;
b. de soort belastingaanslag;
c. de belastingsoort;
d. het belastingjaar;
e. de dagtekening van het aanslagbiljet.
4 Bij toepassing van het derde lid wordt een kopie van het aanslagbiljet verzonden of uitgereikt aan de laatste bestuurders, aandeelhouders en vereffenaars van de belastingschuldige, bedoeld in het tweede lid, voor zover die redelijkerwijs bij de ontvanger bekend kunnen zijn.
5 Een belastingaanslag is door de belastingschuldige in zijn geheel verschuldigd.

Artikel 9 1 Een belastingaanslag is invorderbaar zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.
2 In afwijking van het eerste lid is een navorderingsaanslag, alsmede een conserverende navorderingsaanslag invorderbaar één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en een naheffingsaanslag invorderbaar veertien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.
3 Een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete die gelijktijdig en in verband met de vaststelling van een belastingaanslag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel m, is opgelegd, is invorderbaar overeenkomstig de bepalingen die gelden voor die belastingaanslag. Een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake belasting- of revisierente is invorderbaar overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de belastingaanslag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel m, waarop de belasting- of revisierente betrekking heeft.
4 Een uitnodiging tot betaling, alsmede een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake rente op achterstallen, inzake kosten van ambtelijke werkzaamheden of inzake een bestuurlijke boete als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene douanewet, is invorderbaar tien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.
5 In afwijking van het eerste lid is een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting of in de vennootschapsbelasting en een voorlopige conserverende aanslag in de inkomstenbelasting, waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de toepassing van de eerste volzin niet leidt tot meer dan één termijn, vindt het eerste lid toepassing.
6 In afwijking van het eerste en het vijfde lid is een belastingaanslag als bedoeld in het vijfde lid, die een uit te betalen bedrag behelst, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er met inbegrip van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn vervalt aan het eind van de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
7 In afwijking van het eerste lid is een voorlopige aanslag waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt voor het jaar waarover deze is vastgesteld, invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er maanden van het jaar zijn. De eerste termijn vervalt aan het eind van de eerste maand van het jaar waarover de voorlopige aanslag is vastgesteld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
8 In afwijking van het tweede lid is terstond invorderbaar een naheffingsaanslag ter zake van:
a. de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, die is opgelegd aan een ander dan een vergunninghouder als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, of
b. de belasting zware motorrijtuigen, die is opgelegd aan de houder van een ander motorrijtuig dan bedoeld in artikel 6, onderdeel a, van de Wet belasting zware motorrijtuigen.
9 In afwijking van het vierde lid is een uitnodiging tot betaling die is vastgesteld overeenkomstig een op een kalendermaand betrekking hebbende, aanvullende aangifte als bedoeld in artikel 167, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie invorderbaar vijftien dagen na de maand waarover de aangifte is gedaan. In afwijking in zoverre van de eerste volzin is de uitnodiging tot betaling ter zake van de aangifte over de maand februari invorderbaar na zestien maart.
10 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
11 In afwijking van het eerste lid is een belastingaanslag die een uit te betalen bedrag behelst niet invorderbaar:
a. zolang over de juistheid van het adresgegeven van de belastingschuldige gerede twijfel bestaat of zolang dit gegeven ontbreekt;
b. indien er op het moment dat er na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan vijf jaren zijn verstreken:
1°. gerede twijfel bestaat over de juistheid van het adresgegeven van de belastingschuldige; of
2°. het adresgegeven van de belastingschuldige ontbreekt.
12 De verplichting tot betaling wordt niet geschorst door de indiening van een bezwaar- of beroepschrift inzake een belastingaanslag.

Artikel 10 1 In afwijking van artikel 9 is een belastingaanslag van de belastingschuldige die een te innen bedrag behelst terstond en tot het volle bedrag invorderbaar indien:
a. de belastingschuldige in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard en die belastingaanslag onder de werking van de schuldsaneringsregeling valt;
b. de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat goederen van de belastingschuldige zullen worden verduisterd;
c. de belastingschuldige Nederland metterwoon wil verlaten dan wel zijn plaats van vestiging wil overbrengen naar een plaats buiten Nederland, tenzij hij aannemelijk maakt dat de belastingschuld kan worden verhaald;
d. de belastingschuldige buiten Nederland woont of gevestigd is dan wel in Nederland geen vaste woonplaats of plaats van vestiging heeft en de ontvanger aannemelijk maakt dat gegronde vrees bestaat dat de belastingschuld niet kan worden verhaald;
e. op goederen waarop een belastingschuld van de belastingschuldige kan worden verhaald beslag is gelegd voor zijn belastingschuld;
f. goederen van de belastingschuldige worden verkocht ten gevolge van een beslaglegging namens derden;
g. ten laste van de belastingschuldige een vordering wordt gedaan als bedoeld in artikel 19, tenzij hij aannemelijk maakt dat de belastingschuld kan worden verhaald;
h. met inachtneming van artikel 97 van het Douanewetboek van de Unie ten laste van de belastingschuldige aanvulling of vervanging van een gestelde zekerheid is geëist, doch die aanvulling of vervanging niet tijdig overeenkomstig het krachtens artikel 2:1, aanhef en onder j, van de Algemene douanewet bepaalde, wordt verricht.
2 Het eerste lid is in de gevallen bedoeld in de onderdelen a, e, f en g niet van toepassing op een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting of in de vennootschapsbelasting waarvan het aanslagbiljet een dagtekening heeft die ligt in het jaar waarover deze is vastgesteld.
3 Het eerste lid is in het geval, bedoeld in onderdeel h, uitsluitend van toepassing op een uitnodiging tot betaling en op een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake rente op achterstallen, inzake kosten van ambtelijke werkzaamheden of inzake een bestuurlijke boete als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene douanewet.