Artikel 28 1 Bij overschrijding van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn wordt aan de belastingschuldige rente – invorderingsrente – in rekening gebracht over het op de belastingaanslag openstaande bedrag met dien verstande dat invorderingsrente niet in rekening wordt gebracht voor zover met de belastingaanslag wordt verrekend een belastingaanslag die op dezelfde belasting en hetzelfde tijdvak betrekking heeft.
2 De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag waarop de belastingaanslag invorderbaar is ingevolge artikel 9 en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de betaling. Voor de toepassing van de eerste volzin blijft artikel 10 buiten toepassing.
3 Invorderingsrente wordt niet in rekening gebracht over de tijd voor welke de belastingschuldige krachtens artikel 25, derde, vijfde, achtste, negende, elfde, zeventiende, achttiende, negentiende of eenentwintigste lid, uitstel van betaling is verleend.
4 In afwijking in zoverre van het derde lid wordt invorderingsrente in rekening gebracht voor zover het krachtens artikel 25, vijfde, achtste, negende, elfde, zeventiende, achttiende, negentiende of eenentwintigste lid, verleende uitstel door de ontvanger wordt beëindigd of voor zover betaling niet plaatsvindt binnen de termijn waarvoor uitstel van betaling is verleend. Bij algemene maatregel van bestuur wordt het tijdvak bepaald waarover in deze situaties invorderingsrente wordt berekend.
5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen waarop het derde lid niet van toepassing is worden aangewezen in welke gevallen, onder daarbij te stellen voorwaarden, geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht omdat het in rekening brengen van invorderingsrente door uitzonderlijke omstandigheden niet redelijk wordt geacht.
Wijzigingen