Invorderingswet 1990 (IW)


Artikel 25c 1 Het uitstel van betaling, bedoeld in artikel 25, achtste lid, wordt mede beëindigd ingeval een positief voordeel in de zin van artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten. Het uitstel wordt in dat geval beëindigd voor een bedrag ter grootte van het in artikel 2.12 van die wet genoemde percentage vermenigvuldigd met het voordeel, bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, van die wet. Het bedrag wordt bepaald als ware de belastingschuldige nog woonachtig in Nederland en wordt verminderd met:
a. de in Nederland verschuldigde inkomstenbelasting over het fictief reguliere voordeel, bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, van die wet;
b. de over het verschil tussen de totale som van de schulden, bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, van die wet, en het maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, tweede lid, van die wet, in het buitenland feitelijk geheven belasting.
2 Ingeval de belastingschuldige aannemelijk maakt dat de schulden, bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, van de Wet inkomstenbelasting 2001, lager zijn geworden dan het maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, tweede lid, van die wet, en ter zake van die afname in binnenlandse situaties een voordeel als bedoeld in artikel 4.14a, eerste lid, onderdeel b, van die wet in aanmerking zou worden genomen, wordt in afwijking van artikel 25, achtste lid, het uitstel van betaling niet beëindigd voor zover een voordeel als bedoeld in artikel 4.14d of artikel 7.5a van die wet in aanmerking is genomen.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-01-2023 nieuw Stb 2022 531 (pdf) 35496 MvT (web) MvT (pdf)