Handelsregisterwet 2007 (Hrw 2007)


Hoofdstuk 3

De inschrijving in het handelsregister

Artikel 18 1 Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister is verplicht degene aan wie een onderneming toebehoort, of, indien het de inschrijving betreft van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a en b, het tweede lid en derde lid, ieder der bestuurders van de rechtspersoon.
2 Indien het eerste lid niet van toepassing is, is tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister verplicht degene die belast is met de dagelijkse leiding van een onderneming of rechtspersoon.
3 Indien geen van de in het eerste lid bedoelde personen in Nederland is gevestigd, is tot het doen van de opgave tevens verplicht degene die in Nederland belast is met de dagelijkse leiding van een onderneming of rechtspersoon.
4 Indien een onderneming of rechtspersoon buiten Nederland is gevestigd, is tot het doen van de opgave tevens verplicht degene die belast is met de dagelijkse leiding van de hoofdnederzetting of, indien die er niet is, de door de onderneming of rechtspersoon aangewezen gevolmachtigde handelsagent.
5 Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister is een publiekrechtelijke rechtspersoon verplicht.
6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere personen worden aangewezen die verplicht of bevoegd zijn tot het doen van daarbij aangewezen opgaven.

Artikel 19 1 De daartoe verplichte personen doen, met inachtneming van het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde, de opgaven die de Kamer nodig heeft om ervoor te zorgen dat de in artikel 9 tot en met 14, 15a, tweede lid, en 16a, eerste lid, genoemde en de in artikel 17, onderdeel a, bedoelde gegevens te allen tijde juist en volledig in het handelsregister ingeschreven zijn.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het deponeren van bescheiden.
3 Op berichtenverkeer met betrekking tot enige inschrijving of doorhaling in het handelsregister tussen de Kamer en een onderneming, niet zijnde een dienstverrichter als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet die onder de reikwijdte van die wet valt, zijn de paragrafen 3.3, 3.4 en artikel 5, tweede lid, van de Dienstenwet van overeenkomstige toepassing.
4 Regels die op grond van artikel 5, derde lid, van de Dienstenwet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn gesteld, zijn van overeenkomstige toepassing op berichtenverkeer als bedoeld in het derde lid.
5 Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op:
a. uitwisseling van gegevens of bescheiden die betrekking hebben op procedures van bezwaar, beroep of andere rechterlijke procedures of vormen van geschilbeslechting;
b. het verrichten van betalingen.

Artikel 19a 1 Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor daarbij aangewezen rechtspersonen bepaald dat voor daarbij aangewezen bescheiden waarvan bij of krachtens de wet is voorgeschreven dat die bij het handelsregister worden gedeponeerd, deponering daarvan uitsluitend langs elektronische weg plaatsvindt en worden regels gesteld over de wijze waarop die deponering moet plaatsvinden.
2 Voor aangewezen bescheiden als bedoeld in het eerste lid, waarvan de inhoud betrekking heeft op enig boekjaar, wordt bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur tevens bepaald vanaf welk boekjaar de in het eerste lid bedoelde verplichting daarop van toepassing is.
3 De Kamer draagt zorg voor het langs elektronische weg kunnen ontvangen van aangewezen bescheiden als bedoeld in het eerste lid op de in dat lid genoemde algemene maatregel van bestuur vastgestelde wijze.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de Kamer ondersteunende voorzieningen beschikbaar stelt, voor zover dit ten behoeve van het deponeren van op grond van het eerste lid aangewezen bescheiden door op grond van het eerste lid aangewezen rechtspersonen noodzakelijk is.

Artikel 20 1 De opgave voor de eerste inschrijving van een onderneming wordt gedaan binnen een periode van twee weken, die begint een week vóór en eindigt een week ná de aanvang van de bedrijfsuitoefening. De opgave voor de eerste inschrijving van een rechtspersoon wordt gedaan binnen één week na het plaatsvinden van het feit ten gevolge waarvan de verplichting tot inschrijving ontstaat.
2 De andere voorgeschreven opgaven worden gedaan uiterlijk een week na het plaatsvinden van het feit ten gevolge waarvan de verplichting tot de opgave ontstaat.
3 De verplichting tot het doen van een opgave eindigt zodra die opgave is gedaan door iemand anders die daartoe verplicht of bevoegd was of, voor zover de Kamer bevoegd is tot het wijzigen van gegevens, zodra de Kamer de desbetreffende wijziging heeft ingeschreven.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de wijze waarop gegevens in het handelsregister worden opgenomen;
b. de termijnen voor het opnemen van gegevens in het handelsregister;
c. de actualiteit van het overnemen van een gegeven uit een ander basisregister.
5 Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een opgave ter inschrijving in het handelsregister.