Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb 2008)
Hoofdstuk 8
Verstrekking van gegevens
Artikel 51 1 Het adres van een natuurlijk persoon kan niet worden ingezien.2 Het eerste lid is niet van toepassing op het adres van een bewaarder van boeken en bescheiden, als bedoeld in artikel 24, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3 Het bezoekadres van een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet wordt op verzoek van degene aan wie de onderneming toebehoort, afgeschermd tegen inzage, indien die onderneming beschikt over een openbaar postadres.
4 Dit lid is nog niet in werking getreden.
5 Het bezoekadres van een onderneming of een rechtspersoon kan op verzoek van die onderneming of rechtspersoon worden afgeschermd tegen inzage, indien:
a. er sprake is van een dreiging die afscherming noodzakelijk maakt gelet op de veiligheid van een of meer personen;
b. het adres in het handelsregister niet kan worden ingezien met betrekking tot een andere onderneming of rechtspersoon;
c. verzoeker of een andere betrokkene niet beschikt over een openbaar telefoonnummer;
d. verzoeker of een andere betrokkene zelf maatregelen heeft genomen om de bekendheid van zijn adres te beperken; en
e. verzoeker een correspondentieadres opgeeft in aanvulling op het afgeschermde bezoekadres.
6 Daarnaast kan het bezoekadres van een onderneming of een rechtspersoon, niet zijnde een kapitaalvennootschap, op verzoek van die onderneming of rechtspersoon ook worden afgeschermd, indien:
a. het bezoekadres gelijk is aan het woonadres;
b. er sprake is van een waarschijnlijke dreiging als gevolg van de beroepsuitoefening van verzoeker of een andere betrokkene op het adres; en
c. verzoeker dit onderbouwt conform de tussen de betreffende beroepsorganisatie en de Kamer vastgelegde beroepsgerelateerde afschermingscriteria.
De onderdelen b tot en met e van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
7 Het eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing op de inzage door bestuursorganen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, advocaten, deurwaarders, notarissen en de instanties, genoemd in artikel 53.
Artikel 51a Als bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de wet, worden aangewezen:
a. de toezichthoudende autoriteiten, bedoeld in artikel 1d, eerste lid van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, voor wat betreft de uitvoering van hun taak op grond van die wet;
b. Onze Minister van Financiën in het kader van de uitvoering van zijn taak, bedoeld in de artikelen 47a en 47b van de Handelsregisterwet 2007;
c. de instanties, bedoeld in artikel 1:93, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op het financieel toezicht, in het kader van hun wettelijke taken;
d. de bijzondere opsporingsdiensten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, in het kader van hun wettelijke taken;
e. de Dienst Justis, het Bureau Bibob, de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst, de Koninklijke Marechaussee en de Rijksrecherche, in het kader van hun wettelijke taken.
Artikel 51b 1 De gegevens, bedoeld in artikel 15a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, kunnen op verzoek van de uiteindelijk belanghebbende worden afgeschermd tegen inzage door anderen dan de Financiële inlichtingen eenheid, de bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 51a, banken en andere financiële ondernemingen, bedoeld in artikel 1a, tweede en derde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, en natuurlijke personen, bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel d, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
2 Een verzoek tot afscherming wordt alleen toegekend indien:
a. de uiteindelijk belanghebbende een persoon betreft als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onderdeel c, van de Politiewet 2012, niet zijnde leden van het koninklijk huis, of een persoon betreft over wier veiligheid de politie op grond van die wet waakt; of
b. de uiteindelijk belanghebbende de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, door de kantonrechter onder curatele is gesteld als bedoeld in artikel 378 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, door de kantonrechter onder bewind is gesteld als bedoeld in artikel 431 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of in het buitenland handelingsonbekwaam is verklaard.
3 Indien de Kamer een verzoek als bedoeld in het eerste lid ontvangt, schermt zij de betrokken gegevens onverwijld af. De afscherming eindigt:
a. in het geval het verzoek wordt afgewezen: nadat het besluit onherroepelijk is;
b. in het geval het verzoek wordt toegekend op grond van het tweede lid, onderdeel a: vijf jaar na de datum van toekenning van het verzoek;
c. in het geval het verzoek wordt toegekend op grond van het tweede lid, onderdeel b: de dag dat de uiteindelijk belanghebbende de leeftijd van achttien jaren bereikt of de dag dat de handelingsonbekwaamheid eindigt.
4 De termijn, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt telkens met vijf jaar verlengd voor zover de persoon op dat moment voldoet aan het tweede lid, onderdeel a.
5 Jaarlijks worden statistische gegevens gepubliceerd over het aantal afschermingen dat op grond van dit artikel is toegekend, met in begrip van de gronden waarop die afschermingen zijn toegekend.
Artikel 51c De gegevens en afschriften, bedoeld in artikel 15a, tweede en derde lid, van de wet, kunnen tot tien jaar na uitschrijving van de juridische entiteit uit het handelsregister worden ingezien.
Artikel 52 1 Als rechtspersonen en vennootschappen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, worden aangewezen:
a. de Europese coöperatieve vennootschap;
b. de vennootschappen, bedoeld in artikelen 24 en 25;
c. de vennootschappen bedoeld in artikel 17, voor zover de niet-commanditaire vennoten daarvan kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn.
2 Als gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 24, derde lid, van de wet, worden aangewezen, alle gegevens ten aanzien waarvan geen publicatieplicht geldt op grond van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie.
Artikel 53 Als bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 28, vierde lid, van de wet wordt aangewezen:
a. Onze Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen of ten behoeve van de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000;
b. een officier van justitie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten;
c. de rijksbelastingdienst voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;
d. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank, bedoeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, of Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de uitvoering van aan hen bij of krachtens wet opgedragen taken;
e. het college van burgemeester en wethouders voor de uitvoering van de Wet gemeentelijke schulphulpverlening, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
f. het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur ten behoeve van het geven van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht of rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van die wet, in het geval waarin hij bevoegd is tot toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
g. de Autoriteit Consument en Markt voor de uitvoering van haar wettelijke taken;
h. de raad van bestuur van de Autoriteit Financiële Markten voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;
i. Onze verantwoordelijke Minister, bedoeld in de Uitvoeringswet screeningsverordening buitenlandse directe investeringen, indien deze op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van die wet gebruik maakt van gegevens uit het handelsregister;
j. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de colleges van burgemeester en wethouders voor hun taak, bedoeld in artikel 1.47a van de Wet kinderopvang;
k. de Nederlandse Zorgautoriteit voor de uitvoering van haar wettelijke taken;
l. de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd voor de uitvoering van haar wettelijke taken;
m. de Kansspelautoriteit voor de uitvoering van haar taken bij de uitoefening van het verlenen van en het houden van toezicht op vergunningen voor kansspelen en de handhaving daarvan, bedoeld in artikel 33b van de Wet op de kansspelen;
n. het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen voor de uitvoering van zijn taken, bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage;
o. de Nederlandsche Bank voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;
p. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de uitvoering van zijn taken op grond van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies in samenhang met artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad;
q. de notaris voor de uitoefening van de wettelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op het notarisambt.
Artikel 53a Als bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de wet wordt aangewezen:
a. Onze Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet controle op rechtspersonen;
b. de rijksbelastingdienst voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;
c. een officier van justitie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten;
d. de raad van bestuur van de Autoriteit Financiële Markten voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;
e. de Autoriteit Consument en Markt voor de uitvoering van haar wettelijke taken;
f. de Nederlandsche Bank voor de uitvoering van zijn wettelijke taken;
g. het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur ten behoeve van het geven van een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.