Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb 2008)


Hoofdstuk 2

Opgave ter inschrijving

Artikel 3 1 Voor het doen van een opgave ter inschrijving in het handelsregister bij de Kamer wordt gebruik gemaakt van een door de Kamer vastgesteld formulier dat kosteloos verkrijgbaar is.
2 De Kamer kan ermee instemmen dat een opgave op andere wijze geschiedt dan in het eerste lid bepaald.
3 Voor zover de Kamer niet op grond van de Dienstenwet of artikel 19 van de wet zorg draagt voor de mogelijkheid tot elektronische uitwisseling van gegevens en bescheiden, draagt de Kamer er zorg voor dat gegevens en bescheiden langs elektronische weg ontvangen kunnen worden indien voor die gegevens en bescheiden een plicht tot neerlegging bestaat op grond van richtlijn nr. 68/151/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PbEG L 65).
4 Een wijziging van de richtlijn, genoemd in het derde lid, gaat voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 4 1 De Kamer onderzoekt of een opgave afkomstig is van iemand die tot het doen ervan bevoegd is, en of de opgave juist is, tenzij in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte reeds onderzoek naar gelijkwaardige eisen is verricht en hieruit blijkt dat de opgave aan de eisen voldoet.
2 De Kamer kan bij een onderzoek nadere bewijsstukken vragen.
3 Indien de Kamer ervan overtuigd is dat de opgave is gedaan door iemand die tot het doen ervan bevoegd is en van oordeel is dat de opgave juist is, gaat zij onverwijld over tot inschrijving.

Artikel 5 1 De Kamer weigert om tot inschrijving over te gaan indien zij er niet van overtuigd is dat de opgave afkomstig is van een tot opgave bevoegd persoon.
2 De Kamer kan weigeren om tot inschrijving over te gaan indien:
a. de opgave strijdig is met een wettelijk voorschrift, het recht, de openbare orde of de goede zeden;
b. de opgave innerlijk strijdig of onvolledig is;
c. de opgave strijdig is met de reeds over de onderneming of rechtspersoon opgenomen gegevens;
d. de opgave strijdig is met gegevens uit een ander basisregister;
e. de Kamer gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave.
3 Indien de Kamer degene die de opgave doet in de gelegenheid heeft gesteld de opgave aan te vullen of te wijzigen, stelt zij indien nodig de opgave weer ter beschikking van degene die de opgave heeft gedaan.

Artikel 6 1 Tot het doen van een opgave ter inschrijving in het handelsregister van alle gegevens betreffende de onderneming of rechtspersoon is verplicht:
a. de bestuurder van een publiekrechtelijke rechtspersoon;
b. de bestuurder van een rechtspersoon, bedoeld in artikelen 24 tot en met 26;
c. de beheerder in Nederland, bedoeld in artikel 24, derde lid, 25, derde lid, onderdeel b, en 26, derde lid, onderdeel b;
d. de bewindvoerder, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder a.
2 Tot het doen van een opgave ter inschrijving van de volgende gegevens is verplicht:
a. betreffende de aankondigingen krachtens artikel 390 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, hij die met de bekendmaking ervan is belast;
b. betreffende de aankondigingen ingevolge de Wet op het financieel toezicht, hij die met de bekendmaking ervan in de Staatscourant is belast;
c. betreffende het bedrag van het geplaatste kapitaal, bedoeld in artikel 22, tweede lid, en 25, derde lid onderdeel c en vierde lid, de houder van het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel toezicht, indien de daartoe verplichte personen een melding hebben gedaan op grond van artikel 5:34 van de Wet op het financieel toezicht;
d. betreffende de ontbinding van een vennootschap of rechtspersoon en betreffende de voltooiing van de vereffening van een Europees economisch samenwerkingsverband of van een vennootschap of rechtspersoon als bedoeld in de artikelen 24, 25 en 26, de vereffenaar van een ontbonden vennootschap of rechtspersoon;
e. betreffende een uitspraak als bedoeld in artikel 37 en 39, eerste lid, de griffier van het rechtscollege dat de uitspraak heeft gedaan.

Artikel 7 Bij de opgave ter inschrijving van een Europese naamloze vennootschap, een Europees economisch samenwerkingsverband en een Europese coöperatieve vennootschap worden tevens gegevens en bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden voor inschrijving ingevolge verordening 2137/85, verordening 2157/2001 en verordening 1435/2003.