Grondwet (GW)


Hoofdstuk 2

Regering

§ 2

Koning en ministers

Artikel 42 1 De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.
2 De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

Artikel 43 De minister-president en de overige ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.

Artikel 44 1 Bij koninklijk besluit worden ministeries ingesteld. Zij staan onder leiding van een minister.
2 Ook kunnen ministers worden benoemd die niet belast zijn met de leiding van een ministerie.

Artikel 45 1 De ministers vormen te zamen de ministerraad.
2 De minister-president is voorzitter van de ministerraad.
3 De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid.

Artikel 46 1 Bij koninklijk besluit kunnen staatssecretarissen worden benoemd en ontslagen.
2 Een staatssecretaris treedt in de gevallen waarin de minister het nodig acht en met inachtneming van diens aanwijzingen, in zijn plaats als minister op. De staatssecretaris is uit dien hoofde verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van de minister.

Artikel 47 Alle wetten en koninklijke besluiten worden door de Koning en door een of meer ministers of staatssecretarissen ondertekend.

Artikel 48 Het koninklijk besluit waarbij de minister-president wordt benoemd, wordt mede door hem ondertekend. De koninklijke besluiten waarbij de overige ministers en de staatssecretarissen worden benoemd of ontslagen, worden mede door de minister-president ondertekend.

Artikel 49 Op de wijze bij de wet voorgeschreven leggen de ministers en de staatssecretarissen bij de aanvaarding van hun ambt ten overstaan van de Koning een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven zij trouw aan de Grondwet en een getrouwe vervulling van hun ambt.