Artikel 13 1 Gratie kan worden verleend onder voorwaarden die het gedrag van de veroordeelde betreffen.
2 Als voorwaarde kan worden gesteld dat de veroordeelde overeenkomstig de daaromtrent vastgestelde wettelijke voorschriften bepaalde onbetaalde arbeid verricht of een leerproject volgt of, indien de veroordeelde de leeftijd van achttien jaren niet heeft bereikt, arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade verricht.
3 Een andere voorwaarde kan zijn de betaling van een bepaalde geldsom aan de Staat. Mede kan de voorwaarde worden gesteld, dat de veroordeelde de door het strafbare feit veroorzaakte schade geheel of voor een bepaald gedeelte zal vergoeden.
4 Bij de toepassing van het derde lid bepaalt Onze Minister de plaats waar en de termijn waarbinnen de geldsom moet worden betaald, onderscheidenlijk de schade moet worden vergoed. Hij kan betaling in termijnen toestaan. Hij kan de gestelde termijn of termijnen verlengen met dien verstande dat de totale tijdsduur een tijdvak van twee jaren niet mag overschrijden. De termijn of eerste termijn vangt aan zodra de in artikel 18, derde lid, bedoelde betekening is geschied.
5 Voor zover dit bij het besluit waarbij gratie is verleend is bepaald, houdt het openbaar ministerie, onderscheidenlijk - indien het vonnis is uitgesproken met toepassing van de bijzondere strafbepalingen voor jeugdige personen - de raad voor de kinderbescherming, toezicht op de naleving van de gestelde voorwaarden.