Gerechtsdeurwaarderswet (GDW)


Artikel 33a 1 Indien de continuïteit van de praktijk van een gerechtsdeurwaarder vanwege de wijze van bedrijfsvoering in gevaar dreigt te komen, kan door de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, ambtshalve, naar aanleiding van een klacht, dan wel op verzoek van de KBvG of het Bureau, na verhoor of – bij het niet verschijnen van de gerechtsdeurwaarder – na behoorlijke oproeping daartoe van de gerechtsdeurwaarder, voor een periode van maximaal een jaar een stille bewindvoerder worden benoemd.
2 De stille bewindvoerder geeft de gerechtsdeurwaarder advies en begeleiding bij zijn bedrijfsvoering en is tevens bevoegd om daaromtrent bindende aanwijzingen aan de gerechtsdeurwaarder te geven.
3 Bij de benoeming wordt een honorarium vastgesteld dat ten laste komt van de gerechtsdeurwaarder.
4 De voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders kan instructies geven aan de stille bewindvoerder met betrekking tot de bewindvoering.
5 De voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders kan de bewindvoering te allen tijde opschorten of beëindigen, al dan niet op verzoek van de gerechtsdeurwaarder.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-07-2016 nieuw Stb 2016 93 (pdf) 34047 MvT (web) MvT (pdf)