Artikel 240 1 Voldoening nadat de surseance voorlopig is verleend doch vóór de bekendmaking daarvan, aan de schuldenaar gedaan, ter vervulling van verbintenissen jegens deze vóórdien ontstaan, bevrijdt hem, die haar deed, tegenover de boedel, zolang zijn bekendheid met de voorlopige verlening van de surseance niet bewezen wordt.
2 Voldoening, als in het vorig lid bedoeld, nà de bekendmaking aan de schuldenaar gedaan, bevrijdt tegenover de boedel alleen dan, wanneer hij, die haar deed, bewijst, dat de voorlopige verlening van de surseance te zijner woonplaats langs de weg der wettelijke aankondiging nog niet bekend kon zijn, behoudens het recht van bewindvoerders om aan te tonen, dat zij hem toch bekend was.
3 In elk geval bevrijdt voldoening aan de schuldenaar hem, die haar deed, tegenover de boedel, voorzover hetgeen door hem voldaan werd ten bate van de boedel is gekomen.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-12-2005 | tekstplaatsing-wijziging | Stb 2005 600 (pdf) | ||
16-03-1935 | nieuw | Stb 1935 41 | ||
16-03-1935 | vervallen | Stb 1935 41 | ||
01-09-1896 | nieuwe-regeling | Stb 1893 140 |