Dienstenwet (DW)


Hoofdstuk 6

Administratieve samenwerking

§ 6.2

Informatie over de betrouwbaarheid van dienstverrichters

Artikel 40 1 Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, verstrekt op verzoek van een bevoegde instantie van een andere lidstaat informatie over onherroepelijke bestuursrechtelijke sancties of onherroepelijke tuchtrechtelijke maatregelen die door de eerstbedoelde bevoegde instantie jegens een dienstverrichter zijn getroffen, indien het desbetreffende verzoek deugdelijk is gemotiveerd en de desbetreffende instantie bevoegd is om aan het verzoek te voldoen.
2 Een bevoegde instantie verstrekt de in het eerste lid bedoelde informatie, onder vermelding van de bepalingen die zijn overtreden, binnen de kortst mogelijke termijn en langs elektronische weg, met inachtneming van artikel 37, derde lid. De dienstverrichter wordt daarvan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 41 1 Voor de toepassing van artikel 33, eerste lid, van de richtlijn wordt een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aangemerkt als informatie omtrent strafrechtelijke sancties.
2 In afwijking van artikel 33 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt een aanvraag tot het afgeven van een verklaring als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot een dienstverrichter ingediend door een bevoegde instantie uit een andere lidstaat.
3 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt, in afwijking van artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ingediend bij Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
4 Artikel 37, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de in het tweede lid bedoelde aanvraag.

Artikel 42 1 Voor de toepassing van de artikelen 32, eerste lid, 34, 35 en 36 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als aanvrager aangemerkt de dienstverrichter ten aanzien van wie de verklaring wordt gevraagd.
2 Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt de dienstverrichter ten aanzien van wie de verklaring wordt gevraagd in kennis van de in artikel 41, tweede lid, bedoelde aanvraag en vraagt zijn instemming met het in behandeling nemen van de aanvraag.
3 Indien de dienstverrichter geen instemming verleent, bericht Onze Minister van Veiligheid en Justitie dit aan de bevoegde instantie die de verklaring heeft aangevraagd.
4 Artikel 37, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de in het derde lid bedoelde berichten.
5 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot afgifte van een verklaring omtrent het gedrag kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie van de aanvrager, bedoeld in het eerste lid, een vergoeding van kosten verlangen. Artikel 39, tweede en vierde lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 43 1 Onze Minister van Veiligheid en Justitie informeert de dienstverrichter ten aanzien van wie de verklaring wordt gevraagd indien hij voornemens is de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag te weigeren.
2 Onze Minister van Veiligheid en Justitie verstrekt de verklaring omtrent het gedrag dan wel de weigering tot afgifte daarvan aan de in het eerste lid bedoelde dienstverrichter.
3 Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt de bevoegde instantie uit een andere lidstaat zo spoedig mogelijk op de hoogte van de afgifte dan wel weigering van de verklaring omtrent het gedrag. Bij de kennisgeving over de afgifte van de verklaring wordt de strekking van de afgegeven verklaring medegedeeld.
4 Indien de weigering van de verklaring omtrent het gedrag nog niet onherroepelijk is informeert Onze Minister van Veiligheid en Justitie de bevoegde instantie uit een andere lidstaat daarover.
5 Artikel 37, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de informatieverschaffing, bedoeld in het derde en vierde lid.

Artikel 44 1 Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, motiveert op deugdelijke wijze een verzoek aan een bevoegde instantie uit een andere lidstaat om informatie over aan een dienstverrichter opgelegde bestuursrechtelijke sancties, tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties of met betrekking tot een dienstverrichter genomen beslissingen betreffende insolventie of faillissement waarbij sprake is van frauduleuze praktijken.
2 Artikel 39, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.