Dienstenwet (DW)


Hoofdstuk 5

Vergunningstelsels

§ 5.1

Vergunningen op aanvraag

Artikel 28 1 In afwijking van artikel 4:20a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is paragraaf 4.1.3.3 van die wet van toepassing op een aanvraag om een vergunning, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op de aanvraag om een vergunning, ingesteld bij of ter uitvoering van een verordening of besluit als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 29 1 Een bevoegde instantie bevestigt de ontvangst van een aanvraag om een vergunning zo snel mogelijk. De ontvangstbevestiging bevat de volgende informatie:
a. de bij wettelijk voorschrift met betrekking tot die vergunning bepaalde termijn waarbinnen de beschikking wordt gegeven of de termijn van acht weken, bedoeld in artikel 31, eerste lid;
b. beschikbare rechtsmiddelen om tegen de beschikking op te komen.
2 Indien paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht op een aanvraag van toepassing is, vermeldt de ontvangstbevestiging tevens dat de gevraagde beschikking van rechtswege is gegeven, indien niet tijdig op de aanvraag is beslist.

Artikel 30 1 Een dienstverrichter voldoet aan een eis die bij de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag voor een vergunning geldt, indien de dienstverrichter reeds in Nederland of in een andere lidstaat aan een gelijkwaardige eis voldoet.
2 Een bevoegde instantie verricht bij de voorbereiding van een beschikking als bedoeld in het eerste lid geen onderzoek naar een eis als in dat lid bedoeld, indien reeds in Nederland of in een andere lidstaat onderzoek naar een gelijkwaardige eis is verricht en hieruit blijkt dat de dienstverrichter aan die eis voldoet.

Artikel 31 1 Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald binnen welke een beschikking op een aanvraag om de desbetreffende vergunning dient te worden gegeven, wordt de beschikking zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag gegeven.
2 Artikel 4:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt alleen toepassing indien een beslissing op een aanvraag om een vergunning vanwege de ingewikkeldheid van het onderwerp niet kan worden gegeven binnen de in het eerste lid bedoelde termijn. De termijn kan eenmaal worden verlengd.
3 De in artikel 4:14, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde kennisgeving wordt bij toepassing van het tweede lid gedaan binnen de desbetreffende termijn, is met redenen omkleed, en geeft een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beslissing wel tegemoet kan worden gezien.
4 Indien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op een aanvraag van toepassing is, kan een bevoegde instantie de termijn voor het geven van de beschikking, in afwijking van artikel 3:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten hoogste eenmaal voor beperkte duur verlengen. De verlenging en de duur daarvan wordt, met inachtneming van de in artikel 3:18, tweede lid, bedoelde termijn van acht weken, gemotiveerd aan de aanvrager medegedeeld.

Artikel 32 1 Indien een aanvrager van een vergunning met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid krijgt de aanvraag binnen de daarvoor door de bevoegde instantie gestelde termijn aan te vullen, vermeldt de bevoegde instantie tevens de gevolgen daarvan voor de termijn van het geven van de beschikking.
2 In afwijking van artikel 4:15, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de termijn voor het geven van een beschikking op een aanvraag voor een vergunning niet opgeschort door een mededeling als bedoeld in dat onderdeel.

Artikel 33 1 Een bevoegde instantie beperkt een vergunning die zij al dan niet voor onbepaalde tijd kan verlenen niet in geldigheidsduur, tenzij:
a. die geldigheidsduur automatisch wordt verlengd,
b. het aantal beschikbare vergunningen beperkt is door een dwingende reden van algemeen belang, of
c. een beperkte duur gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang.
2 Een vergunning waarvan de geldigheidsduur uitsluitend afhankelijk is van de voortdurende vervulling van de vergunningsvoorwaarden wordt aangemerkt als een vergunning voor onbepaalde tijd.
3 Onder een vergunning met beperkte geldigheidsduur wordt niet verstaan een vergunning die op grond van wettelijke voorschriften of aan de vergunning verbonden voorwaarden zijn geldigheid verliest indien een dienstverrichter niet binnen de daartoe in de vergunning gestelde termijn zijn dienstverrichtingen aanvangt.
4 Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. vergunningen die naar hun aard beperkt zijn in de tijd;
b. vergunningen waarvan het aantal beperkt is door schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden.
5 Een bevoegde instantie verleent een vergunning als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, voor een passende beperkte duur.

Artikel 34 1 Een dienstverrichter stelt de bevoegde instantie die een vergunning heeft verleend in kennis van:
a. de oprichting van dochterondernemingen waarvan de activiteiten onder de desbetreffende vergunning vallen;
b. wijzigingen in zijn situatie waardoor niet meer aan de voorwaarden van de desbetreffende vergunning wordt voldaan.
2 Een dienstverrichter die de aanvraag om de vergunning heeft gedaan via het centraal loket, verricht de mededeling, bedoeld in het eerste lid, door verzending via het centraal loket.