Burgerlijk Wetboek Boek 7 (BW)


Artikel 920 1 De franchiseovereenkomst bepaalt in ieder geval:
a. de wijze waarop wordt vastgesteld:
1° of goodwill aanwezig is in de onderneming van de franchisenemer;
2° zo ja, welke omvang deze heeft; en
3° in welke mate deze aan de franchisegever is toe te rekenen;
b. op welke wijze goodwill die redelijkerwijs is toe te rekenen aan de franchisenemer bij beëindiging van de franchiseovereenkomst aan de franchisenemer wordt vergoed, indien de franchisegever de franchiseonderneming van de betreffende franchisenemer overneemt om deze onderneming zelfstandig voort te zetten, danwel over te dragen aan een derde met wie de franchisegever een franchiseovereenkomst sluit.
2 Een beding dat de franchisenemer beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de franchiseovereenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, is slechts geldig als:
a. het op schrift is gesteld;
b. de beperking tot uitoefening van werkzaamheden enkel betrekking heeft op goederen of diensten die concurreren met de goederen of diensten waarop de franchiseovereenkomst betrekking heeft;
c. de beperking onmisbaar is om de door de franchisegever aan de franchisenemer overgedragen knowhow te beschermen;
d. het de duur van een jaar na het einde van de franchiseovereenkomst niet overschrijdt; en
e. de geografische reikwijdte niet ruimer is dan het gebied waarbinnen de franchisenemer de franchiseformule op grond van de betreffende franchiseovereenkomst heeft geëxploiteerd.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-01-2021 nieuw Stb 2020 251 (pdf) 35392 MvT (web) MvT (pdf)