Burgerlijk Wetboek Boek 7 (BW)


Artikel 53 1 Bij een financiƫlezekerheidsovereenkomst tot vestiging van een pandrecht kan worden bedongen dat de zekerheidsnemer de verpande goederen kan gebruiken of verkopen en de opbrengst behouden.
2 Uitoefening van het recht tot gebruik of verkoop brengt van rechtswege een verplichting van de zekerheidsnemer mee tot overdracht van gelijkwaardige goederen aan de zekerheidsgever, uiterlijk op het tijdstip waarop moet worden voldaan aan de vordering waarvoor het verpande tot zekerheid strekt. De zekerheidsnemer krijgt een pandrecht op het verkregene. Dit recht wordt geacht te zijn verkregen op het moment dat de financiƫlezekerheidsovereenkomst werd gesloten.
3 Voor de in het tweede lid bedoelde vordering van de zekerheidsgever tot overdracht van gelijkwaardige goederen heeft deze een voorrecht op de bij de zekerheidsnemer aanwezige gelden en effecten.
4 In afwijking van lid 2 kan in de financiƫlezekerheidsovereenkomst worden bepaald dat de zekerheidsnemer de vordering waarvoor het verpande tot zekerheid strekt verrekent met de waarde van de gelijkwaardige goederen, op het tijdstip waarop de vordering moet worden voldaan of zoveel eerder als zich een executiegrond voordoet.
5 Dit artikel is niet van toepassing indien de financiƫlezekerheidsovereenkomst strekt tot verpanding van een kredietvordering in de zin van artikel 51 onder f.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
11-05-2011 wijziging Stb 2011 210 (pdf) 32457 MvT (web) MvT (pdf)
20-01-2006 nieuw Stb 2006 15 (pdf) 30138 MvT (web) MvT (pdf)