Burgerlijk Wetboek Boek 4 (BW)
Boek 4
Erfrecht
Titel 5Onderscheiden soorten van uiterste wilsbeschikkingen
Afdeling 7Testamentair bewind
Paragraaf 2De bewindvoerder
Artikel 157 1 Indien de uiterste wil niet voorziet in de regeling der benoeming van een bewindvoerder, wijst de kantonrechter een of meer bewindvoerders aan op verzoek van de rechthebbende, een erfgenaam, legataris of andere belanghebbende dan wel van de executeur. De kantonrechter vergewist zich van de bereidheid van de door hem te benoemen personen.2 Handelingsonbekwamen, zij van wie een of meer goederen onder een bewind als bedoeld in titel 19 van Boek 1 zijn gesteld, zij die in staat van faillissement verkeren of ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, alsmede de personen genoemd in artikel 59 kunnen niet tot bewindvoerder worden benoemd.
3 Rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid kunnen tot bewindvoerder worden benoemd.
4 Zo nodig kan een tijdelijke bewindvoerder worden benoemd.
5 De door de rechter benoemde wordt bewindvoerder daags nadat de griffier hem van zijn benoeming mededeling heeft gedaan, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.
6 De niet door de rechter benoemde wordt bewindvoerder daags nadat hij de benoeming heeft aanvaard.
Artikel 158 1 Zijn er twee of meer bewindvoerders, dan kan ieder van hen alle werkzaamheden die tot het bewind behoren alleen verrichten, tenzij de uiterste wil of de kantonrechter anders bepaalt.
2 Bij verschil van mening tussen de bewindvoerders beslist op verzoek van een van hen de kantonrechter, tenzij bij uiterste wil een andere regeling is getroffen.
3 De kantonrechter kan desverzocht, indien daartoe een gewichtige reden bestaat, een verdeling van de werkzaamheden vaststellen of wijzigen.
Artikel 159 1 Tenzij bij uiterste wil anders is geregeld, komt de bewindvoerder, of als er meer dan een bewindvoerder is, hun tezamen, per jaar een ten honderd van de waarde aan het einde van dat jaar van het onder bewind staande vermogen toe.
2 Zijn er twee of meer bewindvoerders en bevat de uiterste wil geen regeling omtrent de verdeling van hun beloning, dan ontvangt elk van hen een gelijke beloning, tenzij de kantonrechter anders bepaalt of zij tezamen anders overeenkomen.
3 Op grond van onvoorziene omstandigheden kan de kantonrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder, van de rechthebbende of iemand in wiens belang het bewind is ingesteld, voor bepaalde of voor onbepaalde tijd de beloning anders regelen dan bij de uiterste wil of de wet is aangegeven.
Artikel 160 1 De bewindvoerder moet zo spoedig mogelijk een beschrijving opmaken van de goederen waarop het bewind betrekking heeft. Is hij door de rechter benoemd, dan moet hij een afschrift van de beschrijving tegen ontvangstbewijs inleveren ter griffie van de rechtbank van de woonplaats van de rechthebbende. Tot het stellen van zekerheid is hij slechts verplicht, indien dit bij de instelling van het bewind is bepaald.
2 Tenzij bij de instelling van het bewind anders is bepaald, moet de bewindvoerder het bewind en zijn benoeming doen inschrijven:
a. in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3, indien het bewind betrekking heeft op registergoederen;
b. in het register van aandeelhouders, bedoeld in de artikelen 85 en 194 van Boek 2, indien het bewind betrekking heeft op aandelen op naam in een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;
c. in het handelsregister indien het bewind betrekking heeft op een onderneming of een aandeel in een vennootschap.
Artikel 161 1 De bewindvoerder legt, tenzij andere tijdstippen zijn bepaald, jaarlijks en aan het einde van zijn bewind rekening en verantwoording af aan de rechthebbende en aan degenen in wier belang het bewind is ingesteld. Aan het einde van zijn bewind legt hij rekening en verantwoording mede af aan degene die hem in het beheer van de goederen opvolgt. Is de bewindvoerder benoemd door de rechter, dan legt hij ten overstaan van deze de rekening en verantwoording af.
2 Indien de rechthebbende of een belanghebbende niet in staat is tot het opnemen van de rekening, of het onzeker is wie de rechthebbende of belanghebbende is, wordt de rekening en verantwoording aan de kantonrechter afgelegd, tenzij de uiterste wil iets anders bepaalt. Goedkeuring van deze rekening en verantwoording door de kantonrechter belet niet dat de rechthebbende of belanghebbende na het einde van het bewind nogmaals over dezelfde tijdsruimte rekening en verantwoording vraagt, voor zover dit niet onredelijk is.
3 De kantonrechter kan de bewindvoerder – hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve – vrijstelling van de verplichting tot het afleggen van de periodieke rekening en verantwoording te zijnen overstaan verlenen; hij kan ook beschikken dat de bewindvoerder de rekening en verantwoording op deze wijze slechts eens in een bepaald aantal jaren zal afleggen.
4 Voor het overige vindt het bepaalde aangaande de voogdijrekening in de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 van Boek 1 overeenkomstige toepassing.
Artikel 162 1 Voor zover bij de instelling van het bewind niet anders is bepaald, wordt telkens bij het afleggen van de rekening en verantwoording hetgeen de goederen netto aan vruchten hebben opgebracht, onder aftrek van de verschuldigde beloning, uitgekeerd aan degene die daarop recht heeft. Op verzoek van deze kan de kantonrechter andere tijdstippen voor de uitkering vaststellen.
2 Zolang er onzekerheid bestaat wie de rechthebbende is of de rechthebbende niet tot ontvangst in staat is, blijft de netto-opbrengst onder het bewind van de bewindvoerder, tenzij de uiterste wil of de kantonrechter anders bepaalt.
Artikel 163 De bewindvoerder is jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
Artikel 164 1 De hoedanigheid van bewindvoerder eindigt:
a. bij het einde van het bewind;
b. door tijdsverloop, indien hij voor een bepaalde tijd was benoemd;
c. door zijn dood, het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, zijn faillietverklaring, zijn ondercuratelestelling of door de instelling van een bewind als bedoeld in titel 19 van Boek 1 over een of meer van zijn goederen;
d. in de bij de uiterste wil bepaalde gevallen;
e. door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent.
2 Het ontslag wordt hem verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, van de rechthebbende, van iemand in wiens belang het bewind is ingesteld of van het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve. Hangende het onderzoek kan de kantonrechter voorlopige voorzieningen in het bewind treffen en de bewindvoerder schorsen.
Artikel 165 1 De gewezen bewindvoerder draagt de goederen die hij wegens het bewind beheert af aan degene die na hem tot het beheer daarover bevoegd is. Hij mag de afdracht opschorten tot de voldoening van een hem toekomend saldo.
2 De gewezen bewindvoerder blijft voorts al datgene doen, wat niet zonder nadeel voor de rechthebbende of de belanghebbende kan worden uitgesteld, totdat degene die na hem tot het beheer der goederen bevoegd is, dit heeft aanvaard.
3 Eindigt de hoedanigheid van bewindvoerder door diens faillissement of ondercuratelestelling dan rust de in lid 2 bedoelde verplichting op de curator, indien deze van het bewind kennis draagt; eindigt de hoedanigheid van bewindvoerder door het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen of de onderbewindstelling van een of meer van zijn goederen, dan geldt hetzelfde voor de in die gevallen optredende bewindvoerder. Eindigt de hoedanigheid van bewindvoerder door diens dood, dan zijn de erfgenamen verplicht, indien zij van het bewind kennis dragen, de kantonrechter te verzoeken een andere bewindvoerder te benoemen.