Burgerlijk Wetboek Boek 10 (BW)


Boek 10

Internationaal privaatrecht

Titel 5

Afstamming

Afdeling 1

Familierechtelijke betrekkingen door geboorte

Artikel 92 1 Of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de vrouw en die persoon elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
2 Wanneer de persoon, genoemd in lid 1, en de vrouw een nationaliteit gemeenschappelijk hebben, geldt voor de toepassing van lid 1 als hun nationale recht het recht van die nationaliteit, ongeacht of zij beiden dan wel een hunner nog een andere nationaliteit bezitten. Bezitten de echtgenoten of geregistreerde partners meer dan een gemeenschappelijke nationaliteit, dan worden zij geacht geen gemeenschappelijke nationaliteit te bezitten.
3 Voor de toepassing van lid 1 is bepalend het tijdstip van de geboorte van het kind, dan wel indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap van de ouders voordien is ontbonden, dat van de ontbinding.

Artikel 93 1 Of familierechtelijke betrekkingen als bedoeld in artikel 92 van dit Boek in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, wordt bepaald door het recht dat ingevolge dat artikel op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is.
2 Is volgens het in lid 1 bedoelde recht ontkenning niet of niet meer mogelijk, dan kan de rechter, indien zulks in het belang is van het kind en de ouders en het kind een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek doen, een ander in artikel 92 van dit Boek genoemd recht toepassen, dan wel het recht toepassen van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind ten tijde van de ontkenning of het Nederlandse recht.
3 Ongeacht het ingevolge lid 1 of lid 2 toepasselijke recht is in de daar bedoelde gerechtelijke procedure artikel 212 van Boek 1 van toepassing.
4 Of familierechtelijke betrekkingen tussen een kind en de met zijn moeder gehuwd of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zijn moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest door een verklaring houdende ontkenning door de moeder ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen worden tenietgedaan, wordt bepaald door het recht dat ingevolge artikel 92 van dit Boek op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is. Onverminderd de leden 1 en 2 kan een zodanige verklaring slechts worden afgelegd indien de met de moeder gehuwde of gehuwd geweest zijnde nog levende persoon respectievelijk de persoon met wie de moeder door een geregistreerd partnerschap is verbonden of de nog in levende zijn persoon met wie zij door een partnerschap verbonden is geweest erin toestemt en indien tegelijkertijd familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en een andere persoon ontstaan of worden gevestigd.

Artikel 94 1 Of tussen een vrouw en het buiten huwelijk of geregistreerd partnerschap uit haar geboren kind door geboorte familierechtelijke betrekkingen ontstaan, wordt bepaald door het recht van de staat van de nationaliteit van de vrouw. Bezit de vrouw de nationaliteit van meer dan een staat, dan is bepalend het nationale recht volgens hetwelk zodanige betrekkingen ontstaan. In elk geval ontstaan zodanige betrekkingen indien de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
2 Voor de toepassing van lid 1 is bepalend het tijdstip van de geboorte.
3 De leden 1 en 2 laten onverlet de op 12 september 1962 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de vaststelling van betrekkingen tussen het onwettige kind en zijn moeder (Trb. 1963, 93).

Afdeling 2

Familierechtelijke betrekkingen door erkenning of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap

Artikel 95 1 Of erkenning door een persoon familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wordt, wat betreft de bevoegdheid van die persoon en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan die persoon de nationaliteit bezit. Bezit de persoon, genoemd in de eerste volzin, de nationaliteit van meer dan een staat, dan is bepalend het nationale recht volgens hetwelk de erkenning mogelijk is. Indien volgens het nationale recht van die persoon erkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Is zij ook volgens dat recht niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Bezit het kind de nationaliteit van meer dan een staat, dan is bepalend het nationale recht volgens hetwelk de erkenning mogelijk is. Is zij ook volgens dat recht niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de persoon, genoemd in de eerste volzin.
2 De akte van erkenning en de latere vermelding van de erkenning vermelden het recht dat ingevolge lid 1 is toegepast.
3 Ongeacht het ingevolge lid 1 toepasselijke recht, is op de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, tot de erkenning toepasselijk het recht van de staat waarvan de moeder, onderscheidenlijk het kind, de nationaliteit bezit. Bezit de moeder, onderscheidenlijk het kind, de nationaliteit van meer dan een staat, dan is toepasselijk het nationale recht volgens hetwelk toestemming is vereist. Bezit de moeder, onderscheidenlijk het kind, de Nederlandse nationaliteit, dan is het Nederlandse recht van toepassing, zulks ongeacht of de moeder, onderscheidenlijk het kind naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit bezit. Indien het toepasselijke recht de erkenning niet kent, is toepasselijk het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de moeder, onderscheidenlijk het kind. Het op de toestemming toepasselijke recht bepaalt tevens of bij gebreke van toestemming deze kan worden vervangen door een rechterlijke beslissing.
4 Voor de toepassing van de voorgaande leden is bepalend het tijdstip van de erkenning en de toestemming.

Artikel 96 Of en op welke wijze een erkenning kan worden tenietgedaan, wordt, wat betreft de bevoegdheid van de persoon die het kind heeft erkend en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het ingevolge artikel 95 lid 1 van dit Boek toegepaste recht, en wat betreft de toestemming van de moeder, onderscheidenlijk het kind, door het recht dat ingevolge artikel 95 lid 3 van dit Boek toepasselijk is.

Artikel 97 1 Of en onder welke voorwaarden ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
2 Wanneer de persoon, genoemd in lid 1, en de moeder een nationaliteit gemeenschappelijk hebben, geldt voor de toepassing van lid 1 als hun gemeenschappelijke nationale recht het recht van die nationaliteit, ongeacht of zij beiden of een hunner nog een andere nationaliteit bezitten. Bezitten zij meer dan een gemeenschappelijke nationaliteit, dan worden zij geacht geen gemeenschappelijke nationaliteit te bezitten.
3 Voor de toepassing van lid 1 is bepalend het tijdstip van de indiening van het verzoek. Is de persoon, genoemd in lid 1, of de moeder op dat tijdstip overleden, dan is, bij gebreke van een gemeenschappelijke nationaliteit op het tijdstip van zijn overlijden, toepasselijk het recht van de staat waar die persoon en de moeder op dat tijdstip elk hun gewone verblijfplaats hadden of, indien ook dat ontbreekt, het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind op het tijdstip van de indiening van het verzoek.

Afdeling 3

Familierechtelijke betrekkingen door wettiging

Artikel 98 1 Of een kind door het huwelijk van een van zijn ouders, dan wel door een nadien genomen beslissing van een rechterlijke of andere bevoegde autoriteit, wordt gewettigd, wordt bepaald door de op 10 december 1970 te Rome tot stand gekomen Overeenkomst inzake wettiging door huwelijk (Trb. 1972, 61).
2 Indien toepassing van lid 1 niet leidt tot de wettiging, kunnen familierechtelijke betrekkingen door wettiging worden gevestigd volgens het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
3 De leden 1 en 2 gelden niet indien een van de ouders de Nederlandse nationaliteit bezit en het huwelijk niet geldig is voltrokken in overeenstemming met de artikelen 30 en 31 van dit Boek.
4 Voor de toepassing van de voorgaande leden is bepalend het tijdstip van het huwelijk van de ouders, dan wel, bij de totstandkoming van de familierechtelijke betrekkingen door de beslissing van een rechterlijke of andere bevoegde autoriteit, het tijdstip van de indiening van het verzoek of de vordering.

Afdeling 4

De inhoud van familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming

Artikel 99 1 Onverminderd hetgeen ten aanzien van bijzondere onderwerpen is bepaald, wordt de inhoud van de familierechtelijke betrekkingen tussen ouders en kind bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de ouders of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de ouders elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
2 Bestaan alleen familierechtelijke betrekkingen tussen de moeder en het kind, dan wordt de inhoud van deze familierechtelijke betrekkingen bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de moeder en het kind. Bij gebreke van een gemeenschappelijke nationaliteit wordt zij bepaald door het recht van de gewone verblijfplaats van het kind.
3 Wanneer de ouders, onderscheidenlijk de moeder en het kind een nationaliteit gemeenschappelijk hebben, geldt voor de toepassing van lid 1, onderscheidenlijk lid 2 als hun nationale recht het recht van die nationaliteit, ongeacht of zij beiden of een hunner nog een andere nationaliteit bezitten. Bezitten de ouders, onderscheidenlijk de moeder en het kind meer dan een gemeenschappelijke nationaliteit, dan worden zij geacht geen gemeenschappelijke nationaliteit te bezitten.

Afdeling 5

Erkenning van buitenslands tot stand gekomen rechterlijke beslissingen en rechtsfeiten

Artikel 100 1 Een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd, wordt in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van diens land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
2 De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd.
3 De beslissing is niet vatbaar voor erkenning indien zij onverenigbaar is met een onherroepelijk geworden beslissing van de Nederlandse rechter inzake de vaststelling of wijziging van dezelfde familierechtelijke betrekkingen.
4 De voorgaande leden laten de toepassing van de in artikel 98lid 1 van dit Boek bedoelde overeenkomst onverlet.

Artikel 101 1 Artikel 100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 van dit Boek is van overeenkomstige toepassing op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
2 De weigeringsgrond, bedoeld in artikel 100 lid 1, onderdeel c, van dit Boek doet zich met betrekking tot de erkenning in elk geval voor
a. indien deze is verricht door een Nederlander die naar Nederlands recht niet bevoegd zou zijn het kind te erkennen;
b. indien, wat de toestemming van de moeder of het kind betreft, niet is voldaan aan de vereisten van het recht dat ingevolge artikel 95 lid 3, van dit Boek toepasselijk is, of
c. indien de akte kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
3 De voorgaande leden laten de toepassing van de in artikel 98 lid 1, van dit Boek genoemde Overeenkomst onverlet.

Afdeling 6

Overgangsrecht

Artikel 102 Deze afdeling is van toepassing op rechtsbetrekkingen die na 1 januari 2003 zijn vastgesteld of gewijzigd alsmede op de erkenning van na 1 januari 2003 buitenslands vastgestelde of gewijzigde rechtsbetrekkingen.