Burgerlijk Wetboek Boek 10 (BW)


Boek 10

Internationaal privaatrecht

Titel 4

Het geregistreerd partnerschap

Afdeling 4

Enkele bepalingen inzake het partnerschapsvermogensregime

Artikel 70 1 In deze afdeling wordt onder de Verordening (EU) nr. 2016/1104 verstaan: de Verordening (EU) nr. 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.
2 In aanvulling op de Verordening (EU) nr. 2016/1104 zijn de bepalingen van deze afdeling van toepassing.

Artikel 71 Vervallen

Artikel 72 Vervallen

Artikel 73 Vervallen

Artikel 74 Vervallen

Artikel 75 Vervallen

Artikel 76 Vervallen

Artikel 77 Vervallen

Artikel 78 Vervallen

Artikel 79 Een partner wiens partnerschapsvermogensregime wordt beheerst door vreemd recht, kan in het in artikel 116 van Boek 1 bedoelde register een notariële akte doen inschrijven, inhoudende een verklaring dat het partnerschapsvermogensregime wordt beheerst door dat recht.

Artikel 80 Vervallen

Artikel 81 Heeft een der partners, door de toepassing op een buitenslands gelegen vermogensbestanddeel van een krachtens het internationaal privaatrecht van het land van ligging aangewezen recht, ten opzichte van de andere partner een voordeel genoten dat hem niet zou zijn toegekomen indien het op grond van de Verordening (EU) nr. 2016/1104 aangewezen recht zou zijn toegepast, dan kan die andere partner daarvan verrekening of vergoeding vorderen bij de in verband met de beëindiging of wijziging van het partnerschapsvermogensregime tussen de partners plaatsvindende afrekening.

Artikel 82 Vervallen

Artikel 83 Vervallen

Artikel 84 Vervallen

Artikel 85 Of een partner bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding recht heeft op een gedeelte van de door de andere partner opgebouwde pensioenrechten, wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het partnerschapsvermogensregime van de partners, behoudens het bepaalde in artikel 1 lid 7 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.